De negentiende-eeuwse
archeologen
hadden het maar moeilijk met die gebogen ijzertjes die ze her
en der opgroeven. Ze dachten dat het primitieve tangen waren,
of handvatten van scharen, maar ze hadden het danig mis. Het
waren mondharpen. Doordat het dunne reepje metaal dat de klank
produceert gewoonlijk afgebroken was waren de bodemvondsten
niet direct herkenbaar als muziekinstrument.
De mondharp is een heel oud instrument, dat vrijwel over de
hele wereld voorkomt. Het principe is eenvoudig: alle
mondharpen, of ze nu van ijzer, bamboe of ander materiaal
gemaakt zijn, hebben zo'n 'tokkeltongetje' dat vrij kan
trillen tussen twee steviger uitgevoerde stangetjes die tegen
de tanden gehouden worden. Op het eerste gezicht is het een
wat primitief apparaat, maar daar komt toch meer bij kijken.
De mondharp onderscheidt zich namelijk van bijna alle andere
instrumenten doordat hij een variabele klankkast heeft: de
mondholte.
Bepalend voor de klank is de formant, het gedeelte van het
boventoonspectrum dat extra versterkt wordt. Dat klinkt
ingewikkeld, maar het is hetzelfde principe waarop onze
klinkers gebaseerd zijn. Zeg langzaam 'toing, toing',
zoals de beginnende mondharpspeler doet, en je hoort de
formant naar boven lopen precies het effect dat de
synthesizer in de jaren zestig zo nieuw en exotisch
maakte.
De techniek van gevorderde mondharpisten lijkt sterk op die
van boventoonzangers: ze leggen de formant precies op de
harmonische boventonen, waardoor ze aan de constante grondtoon
melodietjes kunnen ontfutselen. Door middel van in- en
uitademen krijgt de klank meer volume. In combinatie met een
goed ontwikkelde tokkeltechniek zijn er heel virtuoze kunsten
mogelijk op het instrument.
De bakermat van de mondharp, ook wel mondtrommel genoemd, ligt
in Azië en Europa. In Siberië, Rusland en Europa
gebruikt met
de metalen variant, in het Verre Oosten en Oceanië
overheersen
de bamboe-instrumenten. Op Bali bestaan zelfs
mondharporkesten, die luisteren naar de veelzeggende naam
gamelan gengénggonggan.
Het instrument deed zijn intree in de Nieuwe Wereld door
toedoen van de Spanjaarden, die het als betaalmiddel
gebruikten het equivalent van de spreekwoordelijke
spiegeltjes en kraaltjes. Vooral in Noord-Amerika is het
instrument in zwang, niet alleen bij country & westernmusici,
maar zelfs bij de Inuit.
In de gecomponeerde muziek speelt de mondharp hoegenaamd geen
rol. Logisch, want het is te zacht. Het weerhield Charles Ives
er niet van een mondharppartij voor te schrijven in zijn
Holidays-symfonie. En aan het eind van de achttiende
eeuw was de mondharp plotseling in de mode bij serieuze
componisten. Johann Georg Albrechtsberger (vooral bekend als
leermeester van Beethoven) schreef zelfs tien concerten voor
de 'trombula'. Om te kunnen moduleren van de ene toonsoort
naar de andere gebruikte hij een aantal verschillend gestemde
instrumenten.
De populariteit van de mondharp nam een einde door de
uitvinding van de mondharmonica in 1821, die ironisch genoeg
voortkwam uit een experiment met mechanisch aangeblazen
mondharpen. Maar het Oostenrijkse plaatsje Molln, waar in 1679
een mondharpmakersgilde werd opgericht, heeft nog altijd een
florerende industrie. Een simpel instrument kost een gulden of
zes, maar een professionele mondharp al gauw het
tienvoudige.
Sinds de verschijning van De gedachtenverdrijver van
Phons Bakx, het eerste standaardwerk over de mondharp, neemt
Nederland een belangrijke plaats op de mondharpwereldkaart in.
Bakx, zelf een eminent speler, is op 17 september te gast in
het VRT-programma Een oor op de wereld. Daarin zal hij
tevens een boekje open doen over het zoemhout of snorrebot.
Deze curieuze klankvoortbrenger, een plat stukje hout of bot
dat heel hard wordt rondgedraaid aan een touwtje, hoort tot de
alleroudste muziekinstrumenten ter wereld.
Een oor op de wereld. Zondag 17 september, VRT Radio 3,
18.10 uur.