Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

Verschenen in Vrije Geluiden no.18, 14 oktober 2000

'Een Nederlandse componist? Mwah...'


Nederlandse componisten heet de Teleac/NOT-serie die vanaf 14 oktober wordt uitgezonden op Radio 5. 'In Nederland staat muziek meestal in dienst van iets anders,' vindt programmamaker Harm Oving, 'maar je zou ook over de muziek kunnen nadenken vanwege de muzíek!'

'In de Nederlandse muziekgeschiedenis is men altijd op zoek naar al die beroemde componisten die we vergeten zijn,' zegt Harm Oving. 'Alleen: die zijn er nooit geweest. Het oude beeld vigeert nog steeds: in 1600 is het afgelopen met Ockeghem en Obrecht en hun opvolgers, en dan zakt het in elkaar. En dan, na 1800, gaat het bergopwaarts. Dat laatste is op zichzelf niet onjuist. Maar die bloei in de Renaissance was helemaal geen Nederlandse aangelegenheid. Er was hier gewoon niks. Ja, Sweelinck. Maar dat was een toevalstreffer, om het zo maar eens te zeggen.'

Oving, musicoloog, ooit directeur van de Concertzender en nu programmamaker bij de Teleac/NOT, is de bedenker van een radioserie waarin de Nederlandse muziekgeschiedenis van 1880 tot heden wordt belicht. De serie heet simpelweg Nederlandse componisten, omvat twaalf delen van elk een uur en wordt vanaf 14 oktober iedere zaterdagmiddag uitgezonden op Radio 5.

Waarom Radio 5? Lag Radio 4 niet meer voor de hand?

Oving: 'Radio 4 zendt geen gesproken-woord-programma's uit, en dat is maar goed ook. Al dat geklets van mensen die denken het beter te weten, daar hebben we indertijd juist zo tegen gefulmineerd. Bovendien hebben we het niet voor het kiezen. Als we nou een nationale omroep hadden was er vast wel een zenderbaas geweest die gezegd had: "Harm, ga dat nou maar voor Radio 4 maken." Maar zo werkt het niet. En Radio 5 is uiteindelijk een mooie plek om dat soort gesproken informatie vandaan te halen. Er zal natuurlijk wel veel muziek klinken in die programma's, want je moet natuurlijk wel laten horen waar je het over hebt.'

Teleac heeft een aantal jaren terug ook al een televisieserie over Nederlandse muziek vertoond. Is er niet overwogen om die opnieuw te gebruiken?

'Nee, want ook bij de Teleac is er een strenge scheiding tussen radio en televisie, daar staat echt een muur tussen. En verder denk ik dat iedereen die zich met geschiedenis bezighoudt zich zou moeten realiseren dat geschiedenis niet statisch is. Het is hetzelfde verhaal, maar het wordt steeds weer opnieuw verteld. Je rangschikt het telkens anders. Er bestaat niet één geschiedenis. Als dat zo was zou Teleac in feite binnen vijftig jaar klaar zijn. Opdracht voltooid, we hebben alles uitgelegd. Zo werkt het gelukkig niet.'

Oving maakt de reeks in samenwerking met een aantal deskundigen, die elk één of meer afleveringen samenstellen. De serie krijgt niet de vorm van een vervolgverhaal, maar van een reeks portretten, waaronder ook een paar groepsportretten.

Waarom het jaar 1880 als beginpunt?

'We hebben dat jaar gekozen omdat het correspondeert met de beweging van de Tachtigers, en ook omdat het Nederlandse culturele leven toen een nieuwe impuls kreeg. Want dat wil de essentie zijn van deze serie – dat de muziek deel uitmaakt van de cultuurgeschiedenis. Veel muziek- en kunsthistorici praten alleen maar over het object van die kunst, dus over die éne partituur of dat éne schilderij. Maar dat ene schilderij is onderdeel van wel duizend schilderijen waar het een bepaalde relatie mee heeft, en voor die partituur geldt hetzelfde, daar zit een hele wereld aan vast.
Daarom is zo'n serie belangrijk. En veel van die stukken die we zullen laten horen zijn goed genoeg om sans gêne op de schoorsteenmantel van onze cultuurgeschiedenis te staan. Je kunt best schamper doen over, laten we zeggen, de Derde symfonie van Bernard Zweers, die in de eerste aflevering aan bod komt. "Ja," wordt er dan gezegd, "Het is een Wagner-epigoon." Ik begrijp dat niet. Het is heel leuke muziek, het is knap gemaakt door iemand die zijn vak verstond, en als je er maar niet bij zegt wie de componist is zegt iedereen: "Gô, wat mooi!" Maar noem je de naam Bernard Zweers, dan zeggen ze. "Nooit van gehoord! Een Nederlander? Mwah..." En dan willen ze het niet meer horen.'

Maar hoe komt dat dan?

'Nederland heeft een heel moeizame verhouding met cultuur, en dat komt doordat cultuur hier meestal in dienst van iets anders staat. Dat is een oud probleem dat bij wijze van spreken is begonnen met de Maatschappij voor het Nut van het Algemeen: cultuur was onderdeel van een beschavingscampagne. Het hoorde erbij, de beschaafde burger deed aan kunst, maar het ging niet om kunst, het ging erom beschaafd te zijn. En zo is het nog steeds. Staatssecretaris Van der Ploeg voert geen kunstbeleid, hij voert kunst-in-dienst-van-iets-anders-beleid. Kunst is voor hem een middel om de integratie van allochtonen te stimuleren, of een instrument voor sociale organisatie, niet een Ding an sich. Maar je zou ook over de muziek kunnen nadenken vanwege de muziek!
Onder componisten zijn er intussen wel allerlei verschillende stromingen en gedachten geweest over hoe die muziekcultuur in elkaar zou moeten zitten, en wat ze daar zelf aan konden bijdragen. Ik denk dat het heel belangrijk is om dat te laten zien. Niet uit nationalistische overwegingen, maar omdat dat ónze erfenis is. Ik bedoel: als je ouders dood gaan heb je een huis vol spullen, en dat is allemaal van jou – en niet van de buurman. Maar als je dat laat voor wat het is komt er na verloop van tijd toch een notaris of een man van het GEB die zegt: "Hallo meneer, u heeft daar een huis staan waar u wat mee moet doen." Zo is dat. Willem Pijper is mijn muzikale erfenis. En het heeft geen enkele zin daarvoor weg te lopen. Ik denk dat je niet kunt praten over het stimuleren van cultuur of het opzetten van cultuurbeleid als je niks doet met die erfenis. Anders ben je altijd bezig in het luchtledige.'

Nederlandse Componisten. M.i.v. zaterdag 14 oktober, Radio 5, 15.00 uur


© Frits van der Waa 2007