Verschenen in Vrije Geluiden no.18, 14 oktober 2000
Vijftig pianolarollen
Conlon Nancarrow: Studies for player piano (5 cd's & boekje). Wergo 6907 2. Prijs f 165,-
Conlon Nancarrow: Lost works, last works. Other Minds 1002-2. Verkrijgbaar via www.otherminds.org
Kyle Gann: The music of Conlon Nancarrow. Cambridge University Press, 303 pagina's.
ISBN 0 521 46534 6. Prijs ca. f 175,-
De Amerikaanse componist Conlon Nancarrow (1912-1997) was goed in knopen doorhakken. Toen hij in
1940, na in de Spaanse Burgeroorlog gevochten te hebben, tot de ontdekking kwam dat de Amerikaanse
overheid hem geen paspoort wilde verstrekken, besloot hij zich liever in Mexico te vestigen dan in
een land te blijven dat hem als een tweederangs burger beschouwde. En in 1947, na een aantal
aanvaringen met musici die zijn muziek onspeelbaar vonden, schafte hij zich een pianola en een
ponsmachine aan, en wijdde zich de daaropvolgende veertig jaar vrijwel uitsluitend aan het
componeren van zijn Studies for player piano.
Met deze handelwijze veroordeelde Nancarrow zichzelf wel tot een geïsoleerd bestaan. Pas in
de jaren tachtig kreeg zijn muziek de aandacht die ze verdient. Het label Wergo bracht zijn complete
pianola-oeuvre uit op vijf cd's, de musicoloog Kyle Gann wijdde een diepgaande analytische studie
aan zijn muziek, musici gingen zijn werk (voorzover speelbaar) uitvoeren, en Nancarrow componeerde
zelfs nog enkele stukken voor levende muzikanten.
Hij stierf in augustus 1997, 84 jaar oud, met achterlating van een vrouw, een zoon, en een
atelier met twee pianola's en een stuk of vijftig pianolarollen. Het zou me niet verwonderen als
daar een museum van gemaakt wordt. Maar het échte Nancarrow-Monument bestaat natuurlijk uit
de vijf Wergo-cd's, die inmiddels gebundeld zijn tot een box-met-boekje. Als interessante voetnoot
kwam daar onlangs nog de cd Lost works, last works bij, met daarop de vier stukken die
Nancarrow in zijn laatste levensjaren componeerde, plus enkele vroege werken en een aantal
interview-fragmenten. Overigens is het oeuvre daarmee niet compleet: er moet ook nog een door de
componist terzijde gelegd deel van Study no. 45 rondzwerven.
De Wergo-doos hoort voor mij onbetwist tot de categorie 'mee naar het onbewoonde eiland'. Het
is een collectie die zich in menig opzicht kan meten met Bachs Wohltemperierte Klavier.
Het uitgangspunt van al Nancarrows muziek is het combineren van verschillende tempi. Iedereen
heeft wel eens, zondagochtend in bed, gefascineerd naar het gelui van kerkklokken liggen luisteren,
die met verschillende snelheden door elkaar beieren. Dat fenomeen heeft Nancarrow op de meest
uiteenlopende manieren nader uitgewerkt.
Een belangrijk hulpmiddel daarbij is de canon. Zijn redenering was dat je verschillende tempi
het best kunt horen wanneer er in alle stemmen hetzelfde gebeurt. Nancarrows canons zijn uiteraard
niet van het eenvoudige Vader Jacob-type. In zijn vroege werken hanteerde hij nog relatief
simpele tempoverhoudingen als 4:5:6 (analoog aan de frequentieverhoudingen in een grote drieklank),
maar allengs waagde hij zich aan complexere experimenten, bijvoorbeeld met tempi die aan
verschillende versnellingen onderhevig zijn.
Een spectaculair voorbeeld daarvan is Study no. 21 (`Canon X'), een stukje van drie
minuten, waarin de ene stem begint met lange, ver uiteen liggende noten en geleidelijk versnelt tot
een mitraillerend geratel, terwijl de andere stem het tegenovergestelde doet. In het midden
rimpelen de pulserende ritmes van de twee stemmen op een breinkrakende manier door elkaar heen. Een
ander voorbeeld is Study no. 33 (Canon √2/2), waarin de twee stemmen (in theorie
althans) nergens samenvallen.
Het intrigerende is dat Nancarrows utopische muziek ondanks haar rekenkundige grondslagen en
ondanks die rare mechanische pianolaklank zelden of nooit cerebraal aandoet. Integendeel: zijn
thema's en melodieën hebben een spontaniteit en een uitbundigheid die je niet vaak tegenkomt
in hedendaagse muziek. En geen stuk is hetzelfde. Nancarrows palet reikt van boogie-woogie en
flamenco tot volstrekt abstracte stukken. Maar het meest fascinerend zijn de latere nummers in de
reeks, waarin de componist het potentieel van zijn machine ten volle exploiteert. Daarin maken de
melodische lijnen plaats voor opgestapelde lagen vol flitsende glissandi, furieuze tremolo's en
gehamerde staccato's die op een listige manier in elkaar grijpen.
© Frits van der Waa 2007