Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

Verschenen in Vrije Geluiden no.26, 3 februari 2001

In de onderwereld van het madrigaal


De madrigalisten waren de liedcomponisten van de Renaissance: scheppers van verfijnde meerstemmige miniatuurtjes op teksten van een hoog literair gehalte. Muziek voor fijnproevers. Hoe het niet moet is op woensdag 7 februari te horen in Avondconcert.
Twintig jaar geleden waren de beoefenaars van oude muziek revolutionairen. Ze opereerden in kleine kerkjes en marginale circuits. Sindsdien is er veel veranderd. De oude muziek is ingelijfd bij het establishment, en de coryfeeën van de oude muziek staan op de grote podia. Kwaliteit bewijst zich altijd.

Dat dachten we. Althans tot eind december, toen het optreden van het Ensemble Clément Janequin in de Amsterdamse Kleine Zaal dat denkbeeld radicaal de grond in boorde. Het ensemble – vijf heren, een dame en een luitspeler – zou het publiek wegwijs maken in 'De Wereld van het Madrigaal', zoals de oude-muziekserie van het Concertgebouw heet. Maar al spoedig na de aanhef van Orazio Vecchi's Il convito musicale (Het Muzikale Feestmaal) bleek dit banket een hard gelag te worden, in de meest letterlijke zin. De zangers zetten het namelijk op een eendrachtig geloei, dat later, tijdens Vecchi's verklanking van een ezel, een stier en nog wat levende have goede diensten zou bewijzen, maar voor het overige iets opleverde dat nauwelijks anders omschreven kan worden dan als een fysieke kwelling.

En dat terwijl het madrigal een van de meest exquise genres uit de muziekgeschiedenis is. Muziek met de intimiteit van een sololied en de klankweelde van een strijkkwartet. De madrigalisten hadden een goede smaak. Ze kozen veelal poëzien van vermaarde dichters, die ze toonzetten voor vier, vijf of zes stemmen. Naarmate de eeuw vorderde leefden ze zich steeds vaker uit in woordschilderingen en experimenten op het gebied van de chromatiek. Madrigaalzingen was een verfijnde vorm van huismuziek. Talloos zijn de schilderijen waarop we vier of vijf zangers, elk met zijn eigen stemboekje, om een tafel zien zitten.

Van dat kamermuzikale aspect bleef bij het Ensemble Clément Janequin bitter weinig over. De zes vocalisten zijn op zichzelf technisch bekwaam, maar produceerden een dermate luid geschetter dat ze elkaar amper meer kunnen horen. Om nog maar te zwijgen van de arme luitenist, die niets anders toevoegde dan het bewijs dat ook de intonatie behoorlijk te wensen overliet. Degene die het hardst gilde was leider Dominique Visse, wiens snerpende stemgeluid duidelijk maakt waarom een countertenor vroeger een falset heette.

Of het nu ging om Vecchi's gastronomische gezangen, de subtiele liefdesklachten van Giaches de Wert, of de dikwijls stoutmoedig modulerende madrigalen van Claudio Monteverdi, dat alles werd door Visse en de zijnen over dezelfde kam geschoren, met de fijnzinnigheid van een stel marktkooplui dat zijn waren uitvent.

Waaraan dit ensemble, dat sinds 1978 bestaat, zijn reputatie te danken heeft mag Joost weten. En waar het thuishoort – in elk geval niet op het podium van het Concertgebouw. Dat Radio 4 auditief verslag doet van deze reis door de krochten van de oude muziek heeft dan ook eerder een journalistieke dan een artistieke betekenis – een soort ramptoerisme.


© Frits van der Waa 2007