de Volkskrant van 20 september 1984, Kunst, recensie
Muziek van Philip Glass in concertvorm te beperkt
Concert: Werken van Philip Glass: delen uit The Photographer, Koyaanisqatsi, Glassworks, Glass Pieces,
Civil WarS en Akhnaton. Uitvoerenden: Philip Glass Ensemble. Plaats: Amsterdam, Carré. Herhaling:
20 sept.
Wanneer je pas bij de toegift van een concert op het puntje van je stoel gaat zitten is er iets mis
geweest met de rest. Zo'n effect had het optreden van het Philip Glass Ensemble afgelopen dinsdag.
Veelzeggend was dat de toegift bestond uit Spaceship, een fragment uit Einstein on the
beach, de opera waarmee Glass in 1976 zijn internationale faam vestigde als minimal
music-componist.
Naast Spaceship, destijds al de meest enerverende episode uit Einstein, stak de rest
van het concert wat pover af. Het omvatte hoofdzakelijk bekende stukken van Glass: fragmenten uit
The Photographer, Koyaanisqatsi en Glassworks. Echt recent waren alleen twee korte
fragmenten uit The Civil WarS en Akhnaton.
Minimal music is een rekbaar begrip: alle muziek waarin een klein aantal elementen talloze
malen wordt herhaald kan ertoe gerekend worden. Een componist als Steve Reich doet dat door
verschillende muzikale lagen op elkaar te stapelen: Philip Glass doet het met kleine harmonische
celletjes, die hij planmatig achter elkaar zet en invult. Een procédé dat zijn
beperkingen heeft. De muziek van Glass functioneert dan ook het best in combinatie met een visueel
element: film, ballet of theater. In concertvorm maakt het op mij altijd een kale indruk.
Er zijn twee soorten Glass-muziek: de ene is snel en veelstemmig, de andere langzaam en dun bezet.
Vooral in die tweede groep valt het opzettelijk minimum aan inhoud op, dat evengoed is op te vatten als
meligheid en langdradigheid. De opera Satyagraha uit 1980 ging hier zwaar onder gebukt. Toch
was juist zo'n langzaam, gedragen stuk (het wat zoetige Facades, afkomstig van de lp
Glassworks) een van de boeiendste onderdelen van het concert, dankzij het strakke, maar
expressieve sopraansaxduet van Jon Gibson en Jack Kripl.
Twee fragmenten uit The Photographer en Koyaanisqatsi vormden de pijlers in het
programma. Ondanks de imponerende virtuositeit en precisie van het Philip Glass Ensemble konden deze
stukken me niet boeien. Ook het wat mat applaudiserende publiek leek niet erg onder de indruk van de
monolithische akkoorden, opgevuld met het bekende spervuur van mitraillerende nootjes. Deze structuren
lijken vooral bepaald door mechanische processen als optellen en aftrekken.
De muziek had bovendien ernstig te lijden onder problemen met de klankregie. Vermoedelijk zal het
bij volgende concerten beter gaan: dit was het eerste van een lange tournee. Glass' composities moeten
het vooral hebben van finesses in klankkleur. Nu waren vrijwel alle stukken verpakt in hetzelfde
uniforme geluidsbeeld. Vooral de blazers gingen onder in het denderende volume dat Glass zijn muziek
nu eenmaal wenst mee te geven.
De twee premiéres in het programma, uittreksels uit Akhnaton en Civil WarS,
waren weer wat spannender. Akhnaton is Glass' jongste opera, die in maart voor het eerst werd
uitgevoerd in Stuttgart; Civil WarS is de multinationale theaterproduktie van Bob Wilson,
waarvan de integrale uitvoering tijdens de Olympische Spelen op het laatste nippertje niet is
doorgegaan. In beide fragmenten lijkt Glass zich wat aan de extreme voorspelbaarheid van zijn eerdere
werk te willen ontworstelen: de harmonieën zijn gecompliceerder (hij is nu gevorderd tot het
dominant-septiemakkoord), er zijn meer ritmische verrassingen te horen en de instrumentatie is gekruid
met synthetische percussie-effecten.
De roem heeft Philip Glass geen sterallures bezorgd, maar zijn muziek heeft er wel onder te lijden:
het lijkt er op dat hij domweg te veel produceert. Als hij rustig de tijd neemt en zijn nieuwe ideeën
wat minder lukraak verwerkt, wordt het misschien nog wat met die nieuwe opera.
© Frits van der Waa 2006