de Volkskrant van 10 december 1984, Kunst, recensie
Ashkenazy kneedt stuurs stuk Rachmaninov soepel uit piano
Het Concertgebouworkest: werken van Debussy, Rachmaninov en Berlioz. Dirigent: Bernard Haitink. Solist:
Vladimir Ashkenazy. Koor: vrouwen van het Koor van het Concertgebouworkest. Plaats: Concertgebouw,
Amsterdam.
KRO-Concert op de zondagmiddag: Vigilie op. 37 en zes stukken voor piano, vierhandig, van 5ergej
Rachmaninov. Uitvoerenden: Groot Omroepkoor; Angela Schouten en Henk Ekkel, piano. Dirigent: Kenneth
Montgomery. Solisten: Wil Boekel, alt; Frank Hameleers, tenor. Plaats: Muziekcentrum Vredenburg,
Utrecht. Uitzending: 24 december, tien uur.
Het is opvallend hoeveel vergeten partituren uit de eerste helft van deze eeuw opeens weer uit de kast
worden gehaald. Ook de muziek van Sergej Rachmaninov is een ware revival deelachtig geworden, nadat
jarenlang alleen zijn Tweede pianoconcert en zijn Corelli-variaties op de programma's
prijkten.
Rachmaninovs reputatie als pianovirtuoos heeft zijn composities altijd wat overschaduwd, al is het
weinig revolutionaire, laatromantische idioom, waarvan de in 1943 overleden componist zich bediende,
daar mede debet aan. Een van Rachmaninovs pleitbezorgers is pianist en dirigent Vladimir Ashkenazy.
Samen met Bernard Haitink en het Concertgebouworkest werkt hij al een aantal jaren aan een serie platen
met het symfonische werk en de pianoconcerten. Het Vierde Pianoconcert, dat het afgelopen
weekeinde in drie concerten te horen was, is vandaag aan de beurt voor plaatopname. Het project wordt
in augustus afgerond met pianoconcerten nr. 1 en 3 en de Paganini-rapsodie.
Grillig
Rachmaninovs Vierde pianoconcert is een wat stuurs, grillig stuk met veel donkere orkesttinten
en een paar heftige ontladingen. Enkele cerebrale, geconstrueerd klinkende passages worden ruimschoots
vergoed door de grote samenhang van het geheel. De virtuositeit lijkt vrijwel geheel ondergeschikt aan
de muziek in de welsprekende interpretatie van Ashkenazy, die hoe kan het anders gereed
is voor de opname.
Verbazend soepel en economisch weet hij de in brede melodische lagen opgebouwde muziek reliëf
te geven, waarbij hij de klank als het ware uit zijn instrument kneedt. Ook het Concertgebouworkest
laat zich, ondanks een wat rommelige eerste inzet, van zijn beste zijde zien.
Het pianoconcert werd voorafgegaan door Debussy's Nocturnes, door Haitink uiterst genuanceerd
vormgegeven. Het vrouwenkoor in het slotdeel Sirènes stond verspreid door het orkest
opgesteld: ecn voortreffelijk idee, waardoor de vocale klank extra etherisch werd. Minder volmaakt
klonken drie delen uit Berlioz' Roméo et Juliette.
Opvullertje
Met het opgraven van Rachmaninovs Vigilie op. 37 (ook wel bekend als Vesper) belicht
de KRO in haar twaalfdelige Vredenburg-serie de componist van een heel andere kant. Zes nogal
onbenullige quatre-mains-stukjes moeten daarbij als programma-opvullertje fungeren.
De ingetogen Vigilie, die uit vijftien gezangen bestaat en ruim een uur duurt, is geschreven
voor koor a cappella: instrumenten waren in de Russich-orthodoxe kerk taboe. Rachmaninov behandelt het
koor daarom als een orkest. Dikwijls wordt de in akkoordblokken gedeclameerde tekst begeleid in lang
uitgesponnen vocalises.
De Slavische kerkzang is duidelijk hoorbaar de inspiratiebron geweest voor de componist, die zelf
niet praktiserend religieus was. De Vigilie is imponerend met zijn monumentale spanningsbogen,
die binnen een traditionele klankwereld vaak verrassende harmonische kleuren bevatten.
Intonatie
Het Groot Omroepkoor is echter niet volledig opgewassen tegen de hoge eisen
die deze partituur stelt. Dat zit hem vooral in een intonatie die te wensen overlaat. Halve tonen
worden kwarttonen, modulaties komen moeizaam tot stand, en in de slotklanken is nauwelijks een
harmonische ontspanning voelbaar.
Kracht en dynamische precisie heeft het koor daarentegen wel. In dat opzicht haalde dirigent
Kenneth Montgomery, uitbundig zwaaiend, dan ook het onderste uit de kan. Daardoor bleef deze uitvoering,
ondanks de groezelige tinten, boeien van begin tot eind. Werkelijk storend daarbij was het elektronisch
gerei waarmee Montgomery vóór elk van de vijftien delen met een doordringend "pling" het
koor de toon aangaf die dan vaak niet eens goed werd overgenomen.
© Frits van der Waa 2006