de Volkskrant van 14 december 1984, Kunst, recensie
Elektronische en instrumentale muziek moeilijk te combineren
IRCAM-componisten: Muziek van Eötvös, Machover en Höller. Uitvoermden:
ASKO-ensembIe o.l.v. Peter Eötvös en Marc Foster. Plaats: De Lindenberg, Nijmegen. Herhaling:
Den Haag (14 dec.). Eindhoven (15 dec.), Amsterdam (16 en 17 dec.)
Waarom sommige componisten hun muziek betitelen als "onderzoek", terwijl hun werk zelden
wetenschappelijke of systematische kenmerken vertoont is me nog steeds een raadsel. Vooral in de
elektronische en seriële muziek maakt men zich schuldig aan deze gewichtigdoenerij. Aan veel van
dat soort composities gaat wel onderzoek vooraf, maar de resultaten hoe geslaagd soms ook
zijn beter gekenschetst als "verkenningen".
In het nieuwste programma van het ASKO-ensemble is Arcus van York Höller het enige stuk
dat niet met de term "onderzoek" schermt. Het is veelzeggend misschien ook het aardigste
stuk.
Het concert is een vervolg op de ASKO-computerwerkplaats, waarvan de nogal wisselvallige presentatie
plaatsvond in september. Ditmaal is er niet alleen meer talent in huis gehaaId. maar komen ook de
muzikale mogelijkheden van de computer beter tot hun recht.
Wie verwacht zo'n digitaal rekenapparaat tussen de violen te zien staan komt overigens bedrogen uit: de
computerklanken zijn te voren op band vastgelegd. In zoverre is er geen onderscheid met andere
elektronische concerten.
De drie stUkken in dit programma zijn ontstaan aan het Parijse "onderzoeks-instituut" IRCAM (het
Institut de Recherche et Coordination Acoustique/Musique), en zijn eerder uitgevoerd door het aan dit
instituut verbonden Ensemble InterContemporain. Hoe uiteenlopend deze stukken ook zijn, een
gemeenschappelijk probleem is het samengaan van instrumentaal en elektronisch geluid.
In Intervalles-intérieurs heeft Peter Eötvös de zwevingen die in bepaalde
samenklanken ontstaan muzikaal vertaald in ritmes en klankkleurveranderingen. Vijf instrumentalisten
illustreren die processen en fungeren als "wegwijzer" bij het luisteren. De subtiele vermenging van de
klank en de langgerekte, onregelmatig pulserende velden laten zich beluisteren als een fascinerend
natuurgebeuren.
Tod Machover, hoofd "Recherche Musicale" van het IRCAM, laat met Spectres Parisiens een heel
andere benadering horen. Een twintigtal musici ontwikkelt koortsachtige activiteiten, waarbij het
elektronisch geluid vooral als een soort ondergrond fungeert. Als een ware Amerikaan haalt Machover van
alles overhoop, van pure romantiek tot de rauwste geluidsmassa's. Vakmanschap en talent zijn
onmiskenbaar, maar de muziek beweegt zich op een griezelige manier over drijfzand. Toch blijft het stuk
coherent tot vijf minuten voor het slot. waar het met een langdurige, zwoegende passage een roemloos
einde vindt.
Speels
Traditioneler van opzet is Arcus van York Höller, waarin het elektronische deel afgeleid
is van instrumentale geluiden. Vanzelfsprekend laten dergelijke timbres zich goed combineren met de
ensemble-klank. Het stuk is opgebouwd als een "concert": de elektronische en natuurlijke partijen
grijpen vernuftig in elkaar, al zijn er een paar wat afgezaagde echo-effecten te horen. Voortdurend
worden melodische motieven speels getransformeerd, waarbij de kleurrijke en transparante
instrumentatie overzichtelijkheid garandeert. In de eersterangs-uitvoering van het ASKD-ensembIe komt
dit spectaculaire en consequente stuk voortreffelijk tot zijn recht.
© Frits van der Waa 2006