de Volkskrant van 13 februari 1985, Kunst, recensie
"ONBEKENDE" HÄNDEL LAPPENDEKEN
Authentiek musiceren
blijft specialistenwerk
Utrechts Barok Consort. Programma: The Triumph of Time and Truth, van Händel. Dirigent: Jos van
Veldhoven. Solisten: Nancy Long, Sally Bradshaw, Christopher Royall, Charles Daniels, Michael George.
Plaats: Waalse kerk, Amsterdam.
Symfonie-orkest van het Koninklijk Conservatorium. Programma: Rameau, Haydn, Mozart. Dirigent: Frans
Brüggen. Solisten: Justine Gerretsen, hobo; Eric Reinders, fagot; Marie-Josè Schrijner,
cello; Lucia Swarts, viool. Plaats: Schönbergzaal, Den Haag. Herhaling: Utrecht, 14 februari.
De zogenoemde authentieke uitvoeringspraktijk heeft zich inmiddels een gevestigde plaats in het
muziekleven verworven. Toch blijft het een apart circuit, dat zowel stilistisch als organisatorisch
slecht aansluit bij de officiële concertpraktijk. Incidentele confrontaties tussen deze twee
werelden spelen zich dan ook af in een merkwaardig spanningsveld.
Een dergelijke ontmoeting is nu gearrangeerd door de leiding van het Koninklijk Conservatorium: tien
dagen lang is het conservatoriumorkest onderworpen aan de straffe hand van Frans Brüggen,
specialist in de achttiende-eeuwse muziek. De studenten zullen in de toekomst ook andere befaamde
dirigenten op de bok zien staan. Hans Vonk is uitgenodigd voor concerten in juni, en in het najaar
zal Edo de Waart het orkest leiden in de Derde van Mahler.
Dit beleid past uitstekend in de publieksgerichte aanpak, geïnitieerd door Jan van Vlijmen en
in de toekomst voortgezet door aankomend directeur Frans de Ruiter. Dit beleid manifesteerde zich
vrijdag in een druk bezochte "open dag", waar naast potentiële studenten ook een breder publiek
kennis kon nemen van de conservatorium-activiteiten. "We streven wel de kwaliteit van de ivoren toren
na, maar niet de ontoegankelijkheid", aldus De Ruiter.
Brüggens samenwerking met het conservatoriumorkest illustreert de levensvatbaarheid van de
"authentieke" benadering, maar demonstreert ook de grote problemen die zij met zich meebrengt. De sterk
aangescherpte dynamische tegenstellingen en sierlijke frasering, die Brüggen met minieme gebaren
aan het orkest ontlokt, geven de muziek een ongekende vaart en spanning. Zijn verbod op vibrato brengt
de strijkers echter flink in verlegenheid. Met saamgeknepen lippen bewegen ze zich over glad ijs, en
dat is hier en daar ook te horen. Met name de solisten in Haydns Sinfonia concertante hebben
het heel moeilijk.
Een ontspannen uitvoering kan het daarom niet genoemd worden, maar er is kennelijk hard gewerkt en
de musici slaan zich er kranig doorheen. Vooral Mozarts Symfonie no. 39, op zichzelf al geen
geringe opgave, bevat prachtige momenten, en de galanterie van Rameaus Le Temple de la Gloire
komt uitstekend tot haar recht.
Het tekent de marginale situatie van de historische uitvoeringspraktijk dat de ware specialisten
deels uit de niet-professionele hoek komen. Dat was dit weekeinde te horen in Händels oratorium
The Triumph of Time and Truth, zelfverzekerd uitgevoerd door het Utrechts Barok Consort. Een
energiek, goed getraind ensemble van hobbyisten en muziekstudenten, dat onder leiding van Jos van
Veldhoven tot uitstekende resultaten komt. Incidentele onzuiverheden komen daarbij vooral voort uit
het gebruik van authentieke koperinstrumenten, die qua intonatie wat weerbarstige karakteristieken
vertonen. Verantwoord vals dus. Het koor van het UBC beschikt over een aantal uitstekende stemmen,
vooral onder de sopranen die zich uitstekend weerden in een aantal solistische passages.
Waarom voor deze uitvoering vijf ongetwijfeld kostbare solisten uit Engeland waren overgevlogen, is
raadselachtig. Bijzonder talent viel er niet te beluisteren: daarbij legden de zangers uiteenlopende
benaderingen aan de dag, en botsten hun tempo-opvattingen menigmaal met die van de dirigent.
Het opgraven van dit oratorium is een originele gedachte, maar niet voor herhaling vatbaar.
Händel heeft het stuk zijn leven lang met zich meegesleept, en twee maal bewerkt. De uiteindelijke
versie uit 1757, die hier werd gepresenteerd, is daarmee een vreemd soort lappendeken geworden. Met
name de koorfragmenten, vaak afkomstig uit vroegere composities, zijn er met de haren bij gesleurd.
Toch zijn dit, samen met enkele instrumentale inleidingen, de interessantste passages. Het grootste
deel van het oratorium is opgebouwd uit montere, maar oeverloze da capo-aria's. Het allegorisch
gegeven, de overwinning van de Tijd op de wereldse Schoonheid, is mager en biedt niet voldoende stof
voor twee en een half uur muziek. Daarmee triomfeert uiteindelijk inderdaad de tijd over de
schoonheid en de verveling over het muziekgenot.
© Frits van der Waa 2006