de Volkskrant van 26 maart 1985, Kunst, recensie
Saxofoonconcert Brant oorstrelend
Utrechts Symfonie Orkest. Programma: Berio, Brant, Cage. Uitvoerenden: Leden van het USO, Xenakis
Ensemble. Solisten: Ed Bogaard, saxofoon, Huub Kerstens en Alain Planes, piano, Mifune Tsuji, viool.
Dirigent: Huub Kerstens. Plaats: Muziekcentrum Vredenburg, Utrecht.
Het werk van Luciano Berio wordt geroemd om zijn soepele, losse karakter. Maar confronteer zijn muziek
met stukken van Cage en Brant, twee groten uit de Amerikaanse muziek, en het wordt duidelijk dat hij
toch de ballast van een zwaarwichtige Europese traditie achler zich aan sleept.
Als opmaat voor de Europese première van Henry Brants Saxofoonconcert speelde Ed
Bogaard zondag Berio's Sequenza 9b voor altsaxofoon, een bewerking van zijn Sequenza
voor klarinet. Het is een oorstrelend stuk, met jazzy ritmes, grillige loopjes en arabesken, en
Bogaards spel laat niets te wensen over. Toch klinkt het cerebraal, vergeleken met de levenslustige
muziek van Brant: het blijft muziek voor ingewijden.
Henry Brant was hier zo goed als onbekend, tot het Holland Festival hem vorig jaar spectaculair in
het zonnetje zette. De nu 71-jarige componist houdt zich de laatste dertig jaar vrijwel uitsluitend
bezig met spatial music, in de traditie van Charles Ives: hij laat ensembles en solisten
onafhankelijk van elkaar musiceren, op verschillende plaatsen in de speelruimte. Zo liet hij vorig
jaar enkele honderden musici los op de Amsterdamse binnenstad, om volgens een nauwkeurig uitgewerkt
draaiboek een kakofonisch stuk van enkele uren ten gehore te brengen. Andere concerten lieten echter
horen dat Brant niet alleen experimenteert, maar ook een eersteklas-vakman is met een veelzijdigheid
niet de componist van het tweede garnituur, waarvoor hij jarenlang versleten is en dat
zijn muziek wel eens wat vaker gespeeld mag worden. En dat gebeurt nu tenminste, al betrof het in dit
geval een eenmalig concert.
In zijn Saxofoonconcert uit 1973 valt in de eerste plaats op dat het ruimtelijke aspect
afwezig is. Dat komt doordat het een bewerking is van een eerste versie uit 1941. Het symfonie-orkest
is nu vervangen door een ensemble van zes klarinetten, fluit, tuba en slagwerk. Met deze combinatie
komen verzadigde harmonieën in prachtige donkere kleuren aanruisen, waarboven de solist
rondbuitelt in bokkesprongen en weerbarstige syncopen. Zoetgevooisde passages ontbreken evenmin. Het
idioom van het stuk is heel traditioneel, met ontleningen aan marsen, jazz, film- en circusmuziek, tot
een luisterrijk geheel aaneengesmeed. Pretentieloos, maar uniek in zijn inventiviteit. Brant is een
componist die weet wat hij doet.
Het Xenakis Ensemble nam met drie stukken van John Cage het leeuwedeel van het programma voor zijn
rekening. Cage klinkt "hedendaagser" dan Brant, maar al even onbekommerd. In de Freeman Etudes
voor viool solo moet de intentie een virtuoos stuk te schrijven een struikelblok zijn geweest. Hoe
fantastisch Mifune Tsuji ook speelt, het blijft saaie muziek, die alleen maar ijselijk moeilijk is.
Fascinerend zijn daarentegen de vreemd trommelende, gamelan-achtige geluiden van de geprepareerde
piano's in Three Dances, en de zwaartekrachtloze esthetiek van Sixteen Dances met zijn
kale, uitgespaarde ensemble-klanken. Dat laatste stuk duurt bijna een uur, maar hield toch tot aan het
eind van dit nogal overladen concert de spanning vast.
© Frits van der Waa 2006