de Volkskrant van 9 april 1985, Kunst, recensie
Eigentijdse gitaarmuziek voor een
groot deel nog tweederangs werk
De IJsbreker Gltaarweek: Drie concerten met o.a werk van Janssen, Van Duynhoven, Ohana, Giner en De
Leeuw. Uitvoerenden: Amsterdams Gitaar Trio, Saskia Spinder, Paul Pleysier, Gijsbrecht Royé,
Wim Hoogewerf, gitaar, Thora Johansen, klavecimbel. Plaats: De IJsbreker, Amsterdam. T/m 14 april.
In de jaren '60 ontstond er op de muziekscholen een zo gigantische belangstelling voor gitaar en
dwarsfluit, dat er geregeld een tekort aan leraren voor deze instrumenten was. Het onvermijdelijk
gevolg van deze nog steeds niet uitgewoede mode is dat er nu een flink overschot aan getalenteerde
dwarsfluit- en gitaarspelers is ontstaan. Het schaarse repertoire voor deze instrumenten maakt dat
probleem des te nijpender. Anders dan de fluit, die tenminste nog een vast plaatsje in het orkest
en de kamermuziek heeft, bevindt de gitaar zich in een niemandsland tussen "ernstige" en lichte
muziek, hardnekkig gehandhaafd door het veelal weinig diepgaande karakter van het geijkte
gitaarrepertoire.
Na de twee succesvolle fluitweken van de afgelopen jaren brengt de IJsbreker met een Gitaarweek
(tot en met zondag 14 april) nu ook de jongste ontwikkelingen rondom het tweede stiefkind onder de
aandacht. Behalve achttien concerten vermeldt het programma lessen, workshops, lezingen, en
conservatoriumpresentaties, waarin uitsluitend eigentijdse gitaarmuziek aan de orde komt.
Opvallend is dat de gitaar vooral als solo-instrument gepresenteerd wordt, al worden ook de
mogelijkheden van het instrument in ensembles belicht, onder andere vanavond, met een optreden van
het Nieuw Ensemble. De geïmproviseerde gitaarmuziek komt er wat bekaaid af, evenals de elektrische
gitaar. Beide zijn samengepropt in de tweede helft van een zaterdagmiddagconcert.
Uiteraard wordt de manifestatie opgeluisterd met een aantal wereldpremières, waarvan er
zondag al vier te horen waren. Het Amsterdams Gitaar Trio bracht nieuw werk van Guus Janssen en Martin
van Duynhoven, terwijl Wim Hoogewerf stukken van Ton de Leeuw en Bruno Giner voor het eerst uitvoerde.
Een andere opmerkelijke première in deze week is Kurze Schatten II van Brian Ferneyhough,
waaraan tevens een workshop gewijd is.
In weerwil van de "grote klankrijkdom", die de gitaristen steevast aan hun instrument toekennen
demonstreren deze eerste concerten toch vooral de beperkingen van het instrument: een geringe
draagkracht, grote speltechnische restricties, en de ballast van eeuwen "saaie en duffe
drenteldeuntjes", zoals componist Chiel Meyering het in een toelichting omschrijft. Ook is een
groot deel van de eigentijdse gitaarmuziek duidelijk tweederangs-werk: het is behept met de typische
gitaar-idiomen uit het klassieke repertoire, of het verliest zich in zestiger-jaren-achtige
experimenten waarin getrommel op de klankkast, gedraai aan stemschroeven, en het bewerken van de
snaren met allerlei onorthodoxe voorwerpen op de voorgrond staan. De conclusie lijkt gewettigd dat de
eigentijdse gitaarmuziek nog weinig volwassen is.
Ook Ton de Leeuw is in zijn sobere Interlude, geschreven in opdracht van de Gitaarweek, de
problemen niet helemaal te boven gekomen. Hij past in dit werk vele eigentijdse technieken toe zonder
in de val van het effectbejag te lopen, maar de grote ontwikkelingen en spanningsbogen die zijn andere
werk kenmerken zijn hier schaars. Daarmee lijkt het stuk wat verbrokkeld, terwijl het met zijn tamelijk
traditioneel notenmateriaal haast griezelig orthodox aandoet. Toch is het een aardig, transparant
speelstuk, dat met zijn verstild karakter onmiskenbaar De Leeuws signatuur draagt.
De uitvoering van Wim Hoogewerf, die het stuk samen met de componist heeft ingestudeerd, klonk
nog niet helemaal safe. Donderdag en vrijdag zal Interlude opnieuw te horen zijn, uitgevoerd
door respectievelijk Roberto Aussel en Arnaud Dumond, twee van de Gitaarweek-docenten.
Samen met claveciniste Thora Johansen speelde Hoogewerf Bribes pour un ritual oublié
van Bruno Giner, als brokstukken verspreid door het hele concert, zelfs tussen delen van andere
composities door. Een onzinnige opzet, die ook storend was geweest als de muziek uit meer had bestaan
dan enkel uit los in het rond gestrooide effecten, waarin de uitstekende combinatie van gitaar en
clavecimbel op geen enkele manier uit de verf kwam. Snel in de prullenbak, dat stuk. Gelukkig bevatte
Hoogewerfs programma ook uitstekende muziek, zoals de Quatre pièces brèves van Frank
Martin en Choreïques van Francis Miroglio.
Het Amsterdams Gitaar Trio nam eveneens twee premières voor zijn rekening. Jequibau,
met componist Martin van Duynhoven achter een kleinschalig drumstelletje, is een leuke, swingende
uitsmijter, waarin de gitaren vooral als percussie-instrumenten worden gebruikt. Het trio levert
uitstekend samenspel. Desondanks leek de uitvoering van Guus Janssens Wandelweer nog onaf,
vooral waar er onderbroken werd om blaadjes om te slaan. Net als in zijn strijkkwartet Streepjes
schrijft de componist vooral flageolettonen voor, wat vreemde, etherische klanken oplevert. Ook hier
is een heel beperkt arsenaal aan muzikale gegevens de basis voor een boeiende ontwikkeling.
Wandelweer is lang niet zo flitsend als het strijkkwartet, wat ook weer voor een deel kan worden
toegeschreven aan de beperkingen die de gitaarklank met zich mee brengt: de tonen verdwijnen dikwijls
in tikkende plukgeluiden.
"Het klinkt nog veel te beschaafd", verzuchtte Janssen na afloop. En die kritiek is op vrijwel alle
stukken van afgelopen zondag van toepassing. Het technisch peil van de Nederlandse gitaristen laat
niets te wensen over, het ziet er ook allemaal prachtig uit, maar de muziek komt over-gepolijst tot
klinken. De enige uitzondering daarop was de 23-jarige Gijsbrecht Royé, die in Si le jour
paraît... voor 10-snarige gitaar van Maurice Ohana naast ingetogen spel ook woedend, ruig
geluid liet horen. Een fascinerend stuk van deze Spaanse componist, die verscheidene gitaarcomposities
op zijn naam heeft. De vele buitenissige speelmanieren zijn niet als loos effect gebruikt, maar
brengen een mystieke, duistere muzikale wereld tot stand, waarin geen enkele plaats is voor de vele
gitaar-stoplappen, die in de meeste andere stukken toch steeds weer opdoemen.
Ook alle vaste IJsbreker-evenementen staan deze week in het teken van de gitaar: in de maandelijkse
VPRO-uitzending speelt donderdag de Argentijnse gitarist Roberto Aussel, terwijl het NOS-programma
Musica Nova Live diezelfde avond Reinbert Evers' uitvoering van Henzes Royal Winter Music
I + II brengt. Daarnaast is ook het programma De Uitgevers van aanstaande zondag geheel
gewijd aan eigentijdse gitaarmuziek, uitgegeven door de Italiaanse firma Suvini Zerboni.
© Frits van der Waa 2006