de Volkskrant van 22 april 1985, Kunst, recensie
Rus Gililov betoont zich een fabuleus pianist
Pianorecital Pavel Gililov. Programma: Sjostakowitsj, Lobkovski, Lachenmann. Nick, Gebhardt. Plaats:
De IJsbreker, Amsterdam.
Het moet voor de Russische muziekwereld een pijnlijke ervaring zijn om zich telkens weer top-musici,
waarin jarenlang is geïnvesteerd, te zien ontgaan. Vooral als het gaat om een pianist van het
kaliber van Pavel Gililov. Deze 34-jarige, die sinds zijn vertrek in Keulen werkt, trad vorig najaar al
eens op met een Chopin-programma in de Amsterdamse Kleine Zaal. In februari maakte hij deel uit van een
ensemble dat in de IJsbreker tijdens een Muziekuitgevers-concert louter eigentijdse muziek voor
zijn rekening nam. Met zijn eerste solooptreden in de serie Het Derde Pedaal (een initiatief van de
IJsbreker en de stichting Nieuwe Muziek Zeeland) bevestigde hij de al vaker gemaakte indruk: Gililov is
een fabuleus pianist.
Het Derde Pedaal wordt ten onrechte geplaagd door een chronisch gebrek aan belangstelling. Dat was
ook bij Gililov weer het geval, terwijl zijn programma toch verre van ontoegankelijk was.
Cavatine, Barcarolle, Burleske... het zijn benamingen die je in een stuk uit
1980 niet zou verwachten. Toch hebben alle Zes aquarellen voor piano van de Zwitserse componist
Andreas Nick dergelijke subtitels, terwijl ook Michael Gebhardts Vijf miniaturen in kristalvorm,
uit hetzelfde jaar, gesierd worden met opschriften als andante lugubre en andante distinto.
Neo-ismen
Het uitdelen van kwalificaties als "neo-romantiek" of andere "neo-ismen" begint ondertussen wat
afgezaagd te worden, maar het is een feit dat deze twee eigentijdse werken zo naadloos aansluiten op de
Vijf variaties over een thema van Franz Schubert uit 1957 van Helmut Lachenmann, dat het lijkt
of de seriële Darmstadt-muziek en de experimenten uit de jaren zestig er nooit zijn geweest.
Deze drie stukken besloegen het tweede deel van het concert, terwijl Gililov voor de pauze werk van
de Russische componisten Sjostakowitsj en Lobkovski liet horen. Een blik terug en een blik vooruit:
haast symbolisch, deze opbouw van het programma.
Sonoriteit, virtuositeit, magistrale effecten: Gililovs programma bood juist in het meest recente
gedeelte een overvloed aan ouderwetse pianistiek. Lachenmanns Schubert-variaties kenmerken zich
door een Liszt-achtige vormgeving, waarin grote harmonische verdichtingen een soms bijna komische
oplossing vinden in open, tonale slotakkoorden. De Zes aquarellen van Andreas Nick lijken
geïnspireerd op het idioom van Debussy.
Zwijmelend
In de langzame delen zijn zwijmelende akkoordbrekingen te horen; in de snelle delen daarentegen
gebruikt Nick wat eigentijdser materiaal, al zijn ook daar de muzikale gebaren in wezen romantisch.
Het werk van Michael Gebhardt, een leerling van Gililov, biedt een knappe synthese van elementen die
aan de muziek van Webern ontleend lijken en (opnieuw) een impressionistische klankwereld.
De kwaliteit van deze stukken, hoe "regressief" ook, staat als een paal boven water. Al is Gililov
waarschijnlijk in staat om zelfs een slecht stuk fantastisch te laten klinken. Zijn spel is stevig
en direct, maar waar nodig ook vederlicht, waarbij zijn grote concentratie nauwelijks plaats laat
voor uiterlijke bravoure.
De zorgvuldigheid waarmee hij de meerstemmigheid van Sjostakowitsj' Prelude en fuga in e
ontrafelde was bewonderenswaardig. Het is een somber klinkend meesterwerk, dat het inzicht van de
pianist op de proef stelt, want met zijn wat academische inslag voegt het zich moeilijk naar de
pianoklank:en voor vuurwerk laat het al helemaal geen ruimte. Dit in tegenstelling tot de
Dramatische sonate van Abram Lobkowski, waarmee deze (onlangs overleden) componist een
eerbetoon bracht aan zijn leermeester en goede vriend Sjostakowitsj: een bitter, bewogen stuk met
steile harmonieën en wrang-humoristische accenten. In zijn mondelinge toelichting beschreef
Gililov het stuk als "een innerlijk portret van Sjostakowitsj". De pianist gaf er en passant blijk
van niet te twijfelen aan de van officiële zijde omstreden echtheid van diens Memoires.
© Frits van der Waa 2006