Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 3 mei 1985, Kunst, recensie

Operastichting neemt geen risico's in Pelléas in technicolor-sfeer

De Nederlandse Opera Stichting: Pelléas et Mélisande, opera van Claude Debussy op tekst van Maurice Maeterlinck. Solisten: Marc Vento, Howard Crook, Sheri Greenawald, Pieter van den Berg, Young-Hee Kim e.a. Orkest: Rotterdams Philharmonisch Orkest. Dirigent: Michel Plasson. Regie, decors en kostums: Filippo Sanjust. Plaats: Circustheater, Scheveningen. Herhaling: Amsterdam (5, 6, 8, 15 mei); Heerlen, 18 mei; Utrecht, 21 mei.

Tijdens de voorbereidingen voor de eerste uitvoering van Debussy's Pelléas el Mélisande, in 1902, moest de componist in allerijl extra muziek voor de tussenspelen schrijven. Geen wonder: met zijn ongebruikelijke verdeling in dertien taferelen maakt de opera vele scènewisselingen noodzakelijk en dat kostte meer tijd dan hij had verwacht.

Niet alleen deze praktische problemen maar ook de vormgeving van de tijdloze symboliek in Pelléas stellen operaregisseurs voor problemen. Na met Konrad Boehmers Dr. Faustus haar nek nogal ver te hebben uitgestoken, neemt de Nederlandse Opera Stichting met Debussy geen risico's en brengt de opera in een elf jaar oude enscenering van Filippo Sanjust.

Sanjust is een van de moderne klassieken onder de opera-ontwerpers. Zijn produkties zijn altijd smaakvol en technisch hoogstaand, maar voor wie zijn werk kent wel wat voorspelbaar. Het steevast gebruik van een gazen voordoek geeft ook deze voorstelling weer een licht omfloerste aanblik, romig belicht in Technicolor-pasteltinten. Met een minimum aan attributen suggereert Sanjust de dromerige, onwezenlijke sfeer waar deze opera, toegespitst op de innerlijke problematiek van de aloude driehoeksverhouding, zo dringend om vraagt.

Enkele scènes zijn iets minder geslaagd. Het slottafereel, Mélisandes sterfbed, compleet met een bestethoscoopte dokter, ziet er opeens Dickensiaans uit: een vreemd contrast met het voorafgaande, waarin vrijwel iedere associatie met een historische periode is vermeden. Ook de beroemde scène aan het raam, waaronder Pelléas met Mélisandes lokken speelt, is niet zo'n succes: Mélisandes haar is opeens enkele meters langer dan eerst het geval was, en Pelléas klampt zich er bovendien aan vast alsof hij een bergbeklimmer is.

Maar dat zijn kleine missers in een overtuigende en goed bezette voorstelling, die, uitzonderlijk genoeg, vrijwel woordelijk te volgen is – en dat is beslist niet alleen de verdienste van de componist, maar ook van de zangers.

De Franse bariton Marc Vento, voor het eerst in zijn 25-jarige carrière te horen bij de Nederlandse Opera Stichting, steelt de show als de jaloerse Golaud. Een dergelijk acteertalent tref je niet vaak aan bij operazangers, al heeft Vento een dubbel voordeel: het is een dankbare rol, en hij zingt – als enige – in zijn moedertaal.

Sheri Greenawald (Mélisande) is door haar vibrato niet altijd even verstaanbaar, maar haar heldere timbre en haar doorleefde interpretatie wegen daar wel tegen op. Het is geen makkelijke rol, de raadselachtige Mélisande met haar halfbewuste gevoelens, die vocaal gezien een nogal ondergeschikte positie inneemt. Haar tegenspeler Howard Crook heeft een veel groter aandeel in de dialoog. Zijn stem heeft eerder het karakter van een lichte bariton dan dat van een tenor, en dat klinkt wel zo prettig. Daarbij realiseert hij de adolescente onhandigheid van Pelléas vrijwel geheel natuurlijk.

De belangrijke bijrol van Arkel is toebedeeld aan Pieter van den Berg, altijd goed voor een waardige Nestor-figuur, terwijl de Koreaanse sopraan Young-Hee Kim, geholpen door haar geringe gestalte, vertedert als het jongetje Yniold.

Pelléas is een bijzondere opera, omdat schone schijn, virtuoos vertoon en bombastisch orkestwerk uit de weg zijn geruimd om plaats te maken voor welluidendheid en een natuurlijke declamatie.

Met een spaarzaam ingezet orkest brengt Debussy een feeërieke zwoelheid tot stand. De tussenspelen mogen haastig bijgecomponeerd zijn, afgeraffeld zijn ze geenszins. Voor de toeschouwer zijn het rustpunten, terwijl ze het orkest gelegenheid geven wat meer op de voorgrond te treden. Het geconcentreerde spel van het Rotterdams Philharmonisch onder Michel Plasson maakt duidelijk dat dat een gunstige wisselwerking is.


© Frits van der Waa 2006