de Volkskrant van 25 mei 1985, Kunst, recensie
Tripelconcert van Badings' zielloos stuk werk
Het Brabants Orkest. Programma: Berlioz, Beethoven, Badings, Strauss. Solisten: Charles Rosen, piano;
Frans van de Wiel, fluit: Anne de Vries, hobo: Arno van Houten, klarinet. Dirigent: Ronald Zollman.
Plaats: Casino, Den Bosch.
In 1981 verleende de gemeente Eindhoven aan Henk Badings de opdracht voor het schrijven van een
Tripelconcert. Dat leidde tot het opnieuw oprakelen van het oorlogsverleden van de componist,
geharrewar in de gemeenteraad, onmin bij de Eindhovense kunststichting, en veel publiciteit. Achteraf
blijkt het sop de kool niet waard te zijn. Het Tripelconcert vormt een beter pleidooi tegen het
verlenen van de opdracht dan alle door de Eindhovense PSP-fractie aangedragen documentatie.
Een revolutionair geluid kun je van een ruim 70-jarige componist niet verwachten, maar dit
Tripelconcert is gewoon een slap, zielloos stuk, hoe je het ook bekijkt. Het Brabants Orkest
bracht in Den Bosch de eerste uitvoering van het omstreden werk: opdrachtgever Eindhoven kwam een dag
later aan de beurt.
De eerste paar minuten waarin de drie solo-instrumenten (fluit, klarinet en hobo) hun thematisch
materiaal exposeren boven een zwoele strijkersklank zijn nog wel spannend, maar verder verzandt het
stuk in een dorre verwerking van dit materiaal, waarin het discours wordt overheerst door gestaag
doorreutelende twee- of driestemmige akkoordslierten en enkele massale interrupties die je al een
minuut van te voren voelt aankomen.
Badings hanteert drie manieren om de spanning op te voeren: hoger, harder en sneller. De orkestratie
is niet onaardig, maar wel heel erg van anderen afgekeken: zo zijn in het derde deel een aantal
blatante echo's uit Bartoks Concert voor orkest te horen. De aan Lutoslawski ontleende
"aleatorische mozaïeken" (waarin de musici binnen een gegeven tijdsduur vrij met hun noten kunnen
omgaan) doen gewild "eigentijds" aan. Voor de violisten van het Brabants Orkest waren deze passages
aanleiding om prompt vals te gaan spelen.
Een geïnspireerd concert was het niet bepaald. Het orkest werkte zich braaf tellend door
Berlioz' King Lear-ouverture heen, terwijl dirigent Ronald Zollman duidelijk hoorbaar een
slomere opvatting over Beethovens Eerste pianoconcert had dan solist Charles Rosen, die al
touwtrekkend, niet meer dan routineus spel liet horen. Alleen de brutale muziek van Strauss'
Till Eulenspiegels lustige Streiche bleek in staat wat meer leven in de brouwerij te brengen.
© Frits van der Waa 2006