de Volkskrant van 14 juni 1985, Kunst, vooruitblik
JONGE COMPONISTEN EN DE BEKLEMMENDE WERKING VAN SYSTEMEN EN RATIONALISERING
"Je leert sneller als je géén persoonlijkheid bent"
Het Gala van de Nieuwe Nederlandse Muziek is breder opgezet dan vorig jaar: het bestaat uit twee
programma's, zaterdag en zondag in het Amsterdams Concertgebouw. Beide avonden worden uitgezonden op de
radio, terwijl een groot deel van het zondagavond-programma ook te zien is op de televisie.
Naast bekende namen als Louis Andriessen, Jan van Vlijmen, Ton de Leeuw, Misha Mengelberg en Hans Kox
komen ook jongere componisten aan bod: Joël Bons en Jan Rokus van Roosendael. Bestaat er een
nieuwe Nederlandse school, of heeft elke componist tegenwoordig zijn eigen knollentuin? Frits van der
Waa sprak erover met Bons en Van Roosendael, en met Roland Voortman die niet in het Gala zit maar
onlangs in het nieuws kwam met zijn kameropera "Meraviglia".
"De generatie van Louis Andriessen en Otto Ketting is een generatie die tot wasdom is geraakt. Dat maakt
hun muziek bijna automatisch interessanter dan de muziek van een jongere generatie. Maar er zijn jonge
componisten die met werken komen die klinken als een klok, staan als een huis, en in ieder geval een
aanzet tot een eigen stijl representeren."
Dat is de mening van Holland Festival-directeur Ad 's-Gravesande. Het Gala van de Nieuwe Nederlandse
Muziek, vorig jaar opgezet als samenwerkingsverband tussen Holland Festival, VPRO en Donemus, is voor
een belangrijk deel zijn geesteskind. De banden tussen omroep en muziekorganisaties zijn hechter geworden
sinds het Holland Festival VPRO-medewerker 's Gravesande tot directeur heeft benoemd; en de stichting
Donemus (die de Nederlandse muziek documenteert en uitgeeft) de voormalige VARA-muziekchef Kees Hillen
heeft aangetrokken als "directeur promotie".
Het Gala van dit jaar, dat het Amsterdamse Concertgebouw twee avonden in beslag neemt en op radio en
televisie wordt uitgezonden, is breder opgezet dan vorig jaar, waarbij ook het aandeel van de jongere
componisten iets is toegenomen.
De generatie van rond de dertig lijkt in opkomst, maar van een gemeenschappelijke stroming is
nauwelijks sprake. Kees Hillen: "Ik zie niet zo veel gelijkgerichtheid onder die jonge mensen. Iedereen
is met zijn eigen clubje bezig, en dat loopt wel. Het heeft ook allemaal een redelijke uitstraling, dus
je hoeft niet meer zo bij elkaar te hokken om een vuist te maken en om gespeeld te worden.
Dat heeft te maken met de enorme groei aan ensembles. Je kunt het zo gek niet verzinnen of er is wel
een ensemble voor. Of, omgekeerd, het ensemble is er en wil repertoire hebben. De sluis tussen
componisten en publiek is nu zoveel opener, als je het vergelijkt met vijftien jaar geleden is het niet
te geloven."
Jan Rokus van Roosendael (25) is de jongste componist in het Gala van de Nieuwe Nederlandse Muziek,
waarin het Caecilia Consort op 15 juni zijn Sinfonia voor strijkers zal uitvoeren: "Ik denk dat veel
componisten van de jongere generatie teruggrijpen naar het begin van deze eeuw, dat ze zoeken naar
bepaalde wortels, leefbare aarde waarop ze verder kunnen bouwen", zegt hij. "Ik merk zelf dat je niet
verder kunt gaan dan Boulez al gedaan heeft. De extreme periode van de jaren zestig, dat zijn eigenlijk
allemaal aftakkingen van een bepaalde bron, en het is te mager om daarop verder te gaan."
Joël Bons schreef het stuk Tour voor viool en piano. Het wordt zaterdagavond gespeeld door
Jacques Holtman en Ed Spanjaard. Bons (32) studeerde evenals Van Roosendael aan het Amsterdamse
Sweelinck Conservatorium bij Robert Heppener, maar terwijl Van Roosendael niet veel boodschap heeft aan
de na-oorlogse seriële muziek gaat hij juist de confrontatie daarmee aan: "De verworvenheden uit
die tijd zijn er nu eenmaal", zegt hij. ,Je kunt niet doen of dat er niet geweest is. Ik denk dat het
uiteindelijk klinkende resultaat sommige componisten zo afschrikt dat ze daarop meteen al afknappen en
het dan niet verder onderzoeken. Ik heb een hoger ideaal: ik wil me daarmee auseinandersetzen, omdat
het een bepaald muzikaal denken heeft opgeleverd waar je wat aan kunt hebben."
Voor Roland Voortman (31) is "emotie" een sleutelbegrip. Voortman is niet vertegenwoordigd in het
Gala, maar kwam onlangs in het nieuws met zijn kamer-opera Meraviglia: ,Je krijgt nu dat componisten
weer durven te schrijven wat het hart ze ingeeft, zonder zich beperkt te voelen", zegt hij. "Ik ben wel
die seriële muziek ingedoken, omdat ik niet zo gauw iets verwerp of lelijk vind, maar dat werken
met reeksen, daar kan ik emotioneel niets mee. Ik wil boeien, ik wil ontroeren. Dat is een boodschap
die ik wil hebben in mijn muziek. En niet dat een stuk interessant in elkaar zit. Dat interesseert me
geen bal. Emotie staat voorop, dat moet. Ik kwam in 1976 al met gedragen stukken die ontzettend veel
emotie losmaakten, in een tijd dat je modern moest zijn, anders hoorde je er niet bij, en daardoor heb
ik wel in een soort isolement verkeerd. Maar de laatste stuiptrekkingen zijn voorbij. Het mag weer."
Jan Rokus van Roosendael: "Zodra het woord emotie genoemd wordt denkt iedereen meteen: 'Oh,
neoromantiek!' Maar je kunt gevoelens ook symbolisch weergeven. In de Barok bijvoorbeeld had je al die
affecten, die heel bewust gehanteerd werden. Als ik kiespijn heb of buikpijn ga ik niet
"opeens een Lacrimosa schrijven. Bij mij is het toch min of meer gecontroleerd: een
geobjectiveerde emotie."
Joël Bons volgde na zijn compositie-opleiding cursussen bij Franco Donatoni in Siena,
en pendelt nu regelmatig op en neer naar Freiburg om les te nemen hij Brian Ferneyhough en
Klaus Huber, componisten die dc rationele benadering van muziek in hun vaandel hebben staan: "Die
ervaring in het buitenland bracht me in een ongelooflijke crisis, maar tegelijkertijd was het een zeer
intense ervaring", zegt hij.
"Ik heb meer woorden dan noten geschreven in die tijd. Je werd gedwongen jezelf allerlei vragen te
stellen: Wat is componeren? Hoe zit muziek nou eigenlijk in elkaar? Dat is een gebied waarin de
muziekpsychologie nog veel te doen heeft, om te onderzoeken in hoeverre structurele dingen van invloed
zijn op de luisteraar, zonder dat hij ze bewust waarneemt, maar waardoor een stuk altijd overeind
blijft staan. Je kunt natuurlijk de hele tijd achter je neus aanhollen, zoals je nu ook bij veel
neoromantici ziet, die gewoon maar hun creatieve wil uitkotsen zonder dat ze dat nou direct
vormgeven. Ferneyhough, bij wie ik nu studeer, zegt: 'Die ongevormde massa, die creativiteit, moet door
een zeef geperst worden van structurele dingen die weerstand bieden.'
"Dat is de dialectiek ervan: twee dingen die een confrontatie aangaan en in een hogere orde
samenkomen. Het is heel moeilijk. Ik heb altijd het gevoel dat systemen althans als ik ze toepas zo
corset-achtig zijn dat ik helemaal opdroog, geen poot meer verzet en alleen maar in een ellendige
crisis verzeild raak. Je moet die twee dingen dus ontzettend nauw afwegen: in hoeverre laat je die
spontane kant toe, en in hoeverre stel je jezelf problemen?"
De beklemmende werking van systemen en rationalisering in de muziek wordt door alle drie componisten
gevoeld, maar verschillend gehanteerd. Voortman: "Ik trek me niks van bepaalde wetten aan. Daardoor
gebeurt het gewoon, die noten komen vanzelf. Soms betrap ik me erop dat het akkoord dat ik neerzet
toch heel dicht bij B-groot zit of zo. Maar ik ga daar niet moeilijk analytisch over doen, want als je
je daarin gaat verdiepen dan ga je op jezelf letten en dan blokkeer je je schrijven. Ik weet natuurlijk
donders goed hoe de vork in de steel moet zitten: ik heb ook mijn theorie-opleiding gehad."
Van Roosendael: "Abstracte muziek is eigenlijk onzin. Als je dat schrijft, moet je wel zo'n
ongelooflijk abstract gevoel hebben Webern heeft dat heel sterk gehad , anders is het
verschrikkelijk. Je waarnemingsvermogen wordt dan ook erg grof als luisteraar. Je krijgt een soort
totaalbeeld: ja, het klonk modern.
"Ik probeer wel te komen tot een bepaalde synthese waarin de serialiteit een rol speelt, maar het
moet niet ten koste gaan van vitaliteit. Het is een tegenstelling die toch tot een eenheid moet
leiden. Ik wil altijd genoeg ruimte hebben voor mezelf, ik ben ook niet zo administratief aangelegd.
Componeren is geen kantoorbaan."
Van Roosendacl ziet een opdracht voor de jongere componistengeneratie: weer tot een integratie te
komen van alle aspecten van muziek. "Zelf zoek ik naar een hiërarchisch systeem, met belangrijke
en minder belangrijke elementen: doelen; een soort tonaliteit, maar dan op een ander vlak. Ik heb me een
tijd lang bezig gehouden met Stravinsky, daarna ook met niet-westerse muziek, en nu ben ik me al een
poos aan het verdiepen in Alban Berg. Ik ben voortdurend aan het aftasten en ik voeg steeds meer toe
aan mijn eigen idioom. Uiteindelijk wil ik iedere emotie op mijn palet hebben."
Joël Bons: "Het idee dat je een bepaald materiaal neemt en dat helemaal uitdiept ik heb er
een enorm verzet tegen gehad omdat ik juist altijd het verrassende, het onverwachte en het avontuur
zocht in mijn stukken. Het moest altijd spannend zijn. met heel abrupte overgangen en afwisselingen. Op
een bepaald moment heb je dan een soort van verzadiging, dat je denkt: alweer wat nieuws? Dat was wel
een probleem, en het was ook de kritiek die ik hoorde. Otto Ketting bijvoorbeeld dirigeerde mijn Sextet
en zei: 'Ja, het is wel virtuoos, maar het gaat telkens een hoekje om.' En ik dacht: wat bedoelt-ie
nou?, want ik vond het juist zo'n spannend stuk. Maar veel later begreep ik dat pas."
Roland Voortman is een snelle werker. Hij begint binnenkort aan zijn volgende opera, Yde, die
begin 1987 in première moet gaan:. "Ik ben waarschijnlijk een van de weinigen die full-time met
componeren bezig zijn. Ik geef ook geen les, het gaat echt van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat.
Meraviglia heb ik in acht weken geschreven. Vijf kwartier muziek. Het gaat natuurlijk niet altijd even
snel. Soms was ik blij als ik zeven maten per dag had, maar zestig maten per dag is toch heel normaal.
Dat wàs me een eruptie van noten en emotie."
Joël Bons daarentegen heeft sinds 1981 alleen Tour geschreven: "Ideeën komen vaak heel snel,
maar je moet er zo eindeloos voor zitten emmeren of het nou wat is. Die uitwerking is dikwijls
alleen maar piekeren en somber zijn. In Tour heb ik alles van vroeger opzij gezet, ik wou het zo kaal
mogelijk. Het begint met maar twee tonen, in octaven, een heel stevige klank, maar toch heel kaal. Die
tonen worden in een heel hoog tempo als motieven uitgewerkt en afgekapt met pauzes, waardoor het een
soort hortende, stotende spanning krijgt. En dan komt er een toon bij. Dat is een heel simpele vorm van
beperking die ik mezelf oplegde, een soort kleine gevangenis: steeds me tot het minste beperken en dan
op een goede manier nieuwe informatie doseren die er moest komen omdat het materiaal voor mij dan
verder niets te bieden had. Zo komen er steeds meer verstorende elementen in, en het breekt steeds
verder uit."
Van Roosendael: "Ik ben heel kritisch. De ene dag schrijf ik een gedeelte, de volgende dag doe ik
het weer weg. Ik heb wel een innerlijk beeld voor ogen. Zoals je in de beeldende kunst de perfecte
lijn hebt: als hij nèt iets anders staat is de kracht er uit. Zo werkt het ook met componeren. Ik wil
zo veel mogelijk uit zo weinig mogelijk halen; dat is een soort economisch principe.
"Het is nog steeds studie. Je leert eigenlijk veel sneller als je géén persoonlijkheid
bent. Bij de grote componisten en schilders zie je dat ook. Uiteindelijk komen ze dan tot typisch werk
met echte persoonlijkheid. Dus ik blijf gewoon doorgaan zoals ik bezig ben. Ik ben ervan overtuigd dat
ik op latere leeftijd zelf boven kom met iets waarin alles geïntegreerd is.
"Ik behandel in ieder stuk een aspect van muziek, maar elk stuk is toch vrij rijk, het is meer een
soort accentverschuiving. Sinfonia gaat over lyrische aspecten en staat lijnrecht tegenover mijn
slagwerkstuk Irama, dat heel extreem op de gamelan-muziek geïnspireerd is. Ik heb inmiddels ook
een orkestwerk af, Anabasis. Dat gaat over stijging en expansie, en heeft met Alban Berg te maken, al
is het een heel ander idioom: in zijn muziek zitten ook bergen en dalen steeds omhoog, vanaf de
basis. In Sinfonia zitten nog resten van dat stuk."
Sinfonia was aanvankelijk bedoeld als compositie voor het jeugdorkest van de EG, dat tien jonge
componisten uit verschillende landen uitnodigde een stuk in te zenden. Van Roosendael kreeg vrijwel
tegelijkertijd een opdracht voor het Caecilia Consort. Rekening houdend met de mogelijkheid dat hij
het EG-stuk niet tijdig af zou krijgen, was hij zo slim om daarvoor de bezetting van het Caecilia
Consort te kiezen:
"Ik heb het niet op tijd afgekregen, maar ik stond wel te klapperen met mijn oren, toen ik die
EG-opdracht kreeg. Als ik ergens voor word gevraagd voel ik me veel benauwder dan wanneer ik voor
mezelf werk. Als je voortdurend in de openbaarheid werkt krijg je meteen recensies, word je
bekritiseerd, je schrikt je lam!"
Joël Bons: "Nederland is een oase.
Nog voor je een noot op papier hebt krijg je al bijna een opdracht. Ik vind dat dat een nogal slechte
invloed heeft, want iedereen wordt niet alleen uitgevoerd, maar ook meteen op de radio gespeeld, en
er zijn vaak niet erg kritische recensies. Er is weinig weerstand. Als je ziet wat een moeite er in
het buitenland gedaan moet worden... Ik denk dat die weerstand alleen maar de creativiteit en de
kwaliteit verhoogt."
Roland Voortman: "Ik heb het geluk gehad dat mijn eerste concert gedirigeerd werd door Lucas Vis en
dat Huub Kerstens op mijn muziek viel. Die man heeft me gemaakt. Hij heeft alles uitgevoerd wat ik
schreef. Ik ben hem eeuwig dankbaar. Wat je verder moet doen om erbij te komen? Gewoon werken. Keihard
werken."
Wat beweegt een componist om muziek te schrijven? De vraag brengt vooral Bons en Voortman tot
fronsen en moeizame formuleringen: "Het leven is eigenlijk niks, het is vormloos en daar kun je iets
mee doen", zegt Joël Bons. "Het interesseert me er zoveel mogelijk uit te pulken, juist omdat in
het dagelijks leven de grauwheid op de loer ligt. Het idee dat kunst iets groots is wordt op het
ogenblik erg veel verlaten, zeker in Nederland. Het klinkt heel pretentieus en het zegt
niets over de kwaliteit van mijn eigen muziek, maar ik probeer steeds naar intensiteit en diepgang te
zoeken. Het is een utopisch ideaal. Oppeppende muziek, dat is ook wat ik wil: een soort van
alternatieve energie opwekken. Een nog hoger ideaal is dat je het zonder die energie kunt stellen,
zoals Webern, en dan toch die precisie en die intensiteit weet te bereiken. Maar dat is voor hoge
leeftijd, vrees ik. Of helemaal nooit."
Voortman: "Ik componeer niet om er mijn brood mee te verdienen, want dat is bijna onmogelijk. Het
is zo vanzelfsprekend, ik weet niet beter. Als ik niet componeer word ik onrustig, krijg ik last van
mezelf; ik krijg er wat van. Ik wil een bepaalde emotie muzikaal kwijt kunnen, die melancholische
manier van denken moet ik opschrijven, want anders... Het is een soort therapie voor mezelf. Op zich
is componeren helemaal niet leuk. Het is een pokkenwerk, een kwelling. Maar als het dan uitgevoerd
wordt krijg je de kracht terug om verder te gaan; het is een soort cirkelreactie. Het vervelende is
dat je jezelf steeds moet overtreffen, dan moet je weer dieper graven in jezelf. Het is bijna niet
te doen om zo te leven, dag in dag uit, en dan ga je maar weer schrijven. Dan is het meer overleven
dan leven."
Jan Rokus van Roosendael: "Als ik niet zou componeren, ja, wat moet ik dan?"
Het programma van de eerste Gala-avond vermeldt, behalve de stukken van Bons en Van Roosendael,
nieuw en recent werk van Tristan Keuris, Simeon ten Holt, Ton de Leeuw, en Joep Straesser. De tweede
avond, die grotendeels op de televisie wordt uitgezonden, opent met een nieuw werk van Misha Mengelberg
voor Hoketus, gevolgd door stukken van Hans Kox, Theo Loevendie, Otto Ketting, Jan van Vlijmen, Guus Janssen,
en Louis Andriessen.
Of het Gala een jaarlijks terugkerende traditie gaat worden is nog de vraag. "Het hangt van de
ervaringen af', zegt 's-Gravesande. "Ik vind niet dat alles per definitie eindeloos door moet tutten,
maar ik denk niet dat het na deze twee keer op is. Ik vind het een efficiënte manier om nieuw
werk onder de aandacht van een breed publiek te brengen."
Kees Hillen: "Ik vind het heel erg spreken voor de ontwikkeling die de Nederlandse muziek in de
laatste vijf à tien jaar heeft doorgemaakt dat zoiets mogelijk is, dat de televisie geïnteresseerd is,
en dat je eerder te veel repertoire hebt dan te weinig. Het voordeel van zo'n groot programma is dat
je minder het odium over je afroept dat dit de enige behoorlijke stukken van de laatste jaren zijn.
Organisatorisch wordt het dit jaar wat beter aangepakt. De grootste fout van vorig jaar was de
toegangsprijs, al was de kwaliteit het waard: het kostte zesentwintig gulden. Dit jaar wordt dat elf
gulden."
Ad 's-Gravesande: "Ik vind niet dat het Holland Festival er in de eerste plaats is om jonge
componisten een kans te geven. Als de mensen die kwaliteit leveren ook nog jong zijn, is dat mooi
meegenomen."
© Frits van der Waa 2006