de Volkskrant van 22 juni 1985, Kunst, recensie
Opera 3PV3 ondanks zwak libretto aardig geslaagd
De Lyrische Komedie: 3PV3. Tekst: Herman Naber. Muziek: Hans Rotman, Bob Driessen, Burckhardt Söll.
Regie: Herman Naber, Frans Strijards, Agaath Witteman. Solisten: Anne Marie Dur, Rhonda Liss, David
Barick, Maja Schermerhorn. Plaats: De Balie, Amsterdam. Herhaling: Amsterdam, 22 juni, 11 t/m 15
september.
Een doelstellingen van de Lyrische Komedie is onderzoek naar de mogelijkheden van opera. Gegeven dat
uitgangspunt is 3PV3, hun jongste werkstuk, tot nog toe de meest geslaagde produktie. Eerdere
resultaten van dat streven waren Erosie, een poging tot het verenigen van realisme en opera, en
Blauwe Appel, waarin politiek theater en opera een eenheid moesten vormen.
Het uitgangspunt van 3PV3 biedt interessante perspectieven. Drie componisten kregen elk
hetzelfde libretto voorgeschoteld. De muzikale resultaten werden vervolgens vormgegeven door drie
regisseurs. Daar móest wel iets uit komen.
In die mooie opzet zit ´én zwakke plek: het gemeenschappelijk libretto
van Herman Naber. Een knullig geschreven verhaaltje, bedoeld als een "zwarte komedie", over de
rommelige driehoeksverhouding tussen Bas (David Barick) en zijn twee "exen" Sopraan en Alt (beurtelings
vertolkt door Anne Marie Dur, Rhonda Liss en Maja Schermerhorn).
Auteur Naber demonstreert met zijn eigen "realistische" enscenering genadeloos hoe gammel het
libretto eigenlijk is. De nogal karakterloze muziek van Hans Rotman, huiscomponist van de Lyrische
Komedie, biedt daarbij geen soelaas. De weerbarstig rijmende teksten zijn nauwelijks verstaanbaar, een
paar platte clichés en vloeken uitgezonderd. Lachen verzekerd, dat wel.
Na dit voorbeeld van hoe het niet moet brengt de eigenzinnigheid van de twee andere interpretaties
een bevrijdende opluchting teweeg.
In de versie van Bob Driessen en Frans Strijards is van de nood een deugd gemaakt door het verhaal
op te vatten als persiflage. Het sjabloon-achtige verloop van de handeling krijgt vorm in een
quasi-Japans bewegingstheater, gelardeerd met talloze visuele grappen, die in snelle vaart
voorbijstormen. De muzikanten springen al even ondogmatisch om met citaten en stijlen, en zijn actief
betrokken in de handeling, met componist/saxofonist Driessen voorop.
Daarentegen hebben Agaath Witteman en Burckhardt Söll het doodgeboren kindje omgewerkt tot een
"commentaar" op het gegeven. De plot is terzijde geschoven; de tekst is grotendeels vervangen door
citaten van Sigmund Freud, Manuela Dubois Reymond en Frans Montens. Er is geen touw aan vast te knopen,
maar het is in elk geval spannend, abstract muziektheater geworden, waarin alleen de lichteffecten met
iets te gulle hand zijn uitgestrooid.
Gekleed in gestreepte hobbezakken voeren de solisten een absurd marionettenballet op. In de muziek zijn
vreemde vervloeiingen van allerlei stijlen te beluisteren, van renaissance-liederen via operette naar
Sölls eigen idioom, waarin het slagwerk een stuwende functie is toebedeeld.
Het 3PV3-project is voor twee-derde geslaagd, al is het de vraag of de onderdelen buiten
elkaar goed zouden kunnen functioneren. Als drieluik is het een boeiende, samenhangende voorstelling,
waarin voortreffelijk wordt gezongen en gespeeld.
© Frits van der Waa 2006