de Volkskrant van 1 juli 1985, Kunst, recensie
Kagel verrast opnieuw met Erschöpfung
Holland Festival. Mauricio Kagel: Die Erschöpfung der Welt. Uitvoerenden: Radio Filharmonisch
Orkest, Groot Omroepkoor, Omroepkoor BRT. Solisten: William Pearson, Richard Reisz, Gisela
Saur-Kontarsky e.a. Dirigent: Juan Pablo Izquierdo. Plaats: Concertgebouw, Amsterdam.
De afgelopen maand is het werkwoord "kagelen" welhaast een begrip geworden onder de vele Nederlandse
musici die werden ingeschakeld bij het grootscheepse Holland Festival-project rond componist Mauricio
Kagel. Maar nu zit het erop, het festival is voorbij. Uitgekageld.
Het cultuurfeest sudderde het afgelopen weekeinde nog zachtjes na, maar in feite vormde Kagels
geruchtmakende Die Erschöpfung der Welt afgelopen vrijdag de finale: een "geënsceneerde
illusie", die hier als oratorium zonder aankleding dus werd gebracht.
Na de strubbelingen in het Groot Omroepkoor, dat een dominee te hulp moest roepen om Kagels visie op
de religie acceptabel te maken, en de gemengde gevoelens die de Erschöpfung in Berlijn
teweegbracht, bleek het erg mee te vallen met het blasfemische karakter van het stuk. Boe-geroep bleef
dan ook uit, en het aantal weglopers was op de vingers van één hand te tellen.
Zoals in veel van zijn werk geeft Kagel zijn commentaar op de wereld vorm door algemeen aanvaarde
standpunten om te draaien. In dit geval met drastische gevolgen: "God is slecht, de mens is goed".
Dat laatste is natuurlijk onwaar, wat men ook van het eerste mag denken. Als God verantwoordelijk wordt
gesteld voor moord, doodslag, en milieuvervuiling is het resultaat een bizarre confrontatie met de
werkelijke wereld.
Maar deze omkering is niet meer dan één aspect van de Erschöpfung. Zoals
alle "ware kunst" is Kagels werk niet eenduidig. In de elf onderdelen van het oratorium belicht hij de
religie in haar vele uitingsvormen: haar spijswetten en offerrituelen, de klaagzangen, de processies en
carnavalsoptochten, de roep om gehoord te worden en, tot slot, de Dag des Oordeels, belichaamd in Gods
"Fleischwolf", die de mensheid verslindt. Zo verklankt Kagels Erschöpfung religieuze
oergevoelens en een sceptische ironie, in een onontwarbare verstrengeling.
In deze concertante uitvoering deed zich bij een aantal scènes het gemis aan theatrale
vormgeving voelen, met name in de Finale, waar de mensheid in een Breugheliaans visioen door een
gehaktmolen wordt gedraaid. Maar toch blijft het stuk overeind, dankzij Kagels onnavolgbaar gevoel voor
timing. Zijn Erschöpfung zwelgt hier en daar in overdaad (geregeld zijn er twee dirigenten
nodig), maar dat is nooit van lange duur. Bombastische passages worden voortdurend afgewisseld met
vluchtige orkestklanken, spaarzame spreekstemmen en hoorspel-achtige geluidseffecten.
Dat de verbijsterende collage in deze uitvoering niet volledig overtuigde was grotendeels te wijten
aan het Groot Omroepkoor, dat zich weliswaar prijzenswaardig inspande, maar met zijn typische
gezwollen-strottenklank afbreuk deed aan de verstaanbaarheid en het klankbeeld overgoot met een dikke
saus van oratoriumtraditie. Maar misschien was dat wel opzet van de componist, zoals ook de koude,
scherpe voordracht van de drie solisten het cynisme van Brecht en Weill in het geheugen riep.
Net als bij de vorige Kagel-concerten de Carte Blanche-marathon uitgezonderd bood de
zaal opnieuw een treurige, halflege aanblik. Kagel is geen publiekstrekker. Of heeft de overdaad
veertig composities in nog geen vier weken tijds de belangstelling geschaad?
© Frits van der Waa 2006