de Volkskrant van 2 september 1985, Kunst, recensie
Illusie-wereld onderstreept in operette Léhar
Hoofdstad Operette: Der Graf van Luxemburg, van Franz Léhar. Bewerking en regie: Alexander
Pichler. Solisten: Ton Hofman, Marga de Boer, Anita Heins, Jacco van Renesse, Antoni Wink e.a. Dirigent:
Martin Mälzer. Decor: Jan van Hemert. Plaats: Stadsschouwburg, Amsterdam. Herhaling: Amsterdam,
3 t/m 7 september, vervolgens elders in het land.
Operette, zegt men, is de volmaakte illusie. Het leven is een lieve lust. Eén grote aanleiding
om in zang uit te barsten of een dansje te beginnen. De enige schaduwplekjes in deze zonnige wereld
zijn liefdesperikelen, maar ach, die horen er nu eenmaal bij, en iedereen weet van te voren dat alles
op zijn pootjes terecht komt.
Franz Léhar schreef Der Graf von Luxemburg in drie weken tijds, en vanaf de eerste
uitvoering in 1909 was het een doorslaand succes. Hoe kan het anders? Een schijnhuwelijk tussen een
operazangeres en een berooide graaf is goed voor een paar uur vol incognito's, schijnbaar vergeefse
liefde en misverstanden. Léhars muziek, vol verleidelijke strijkersklanken en kabbelende
houtblazers, vertolkt emoties in een voluptueuze driekwartsmaat en humor in een pittig marstempo. En
als de aanstichter van dat alles, een verliefde hoogmogende zot, in de klauwen van een trouwlustige
douarière valt, is de cirkel rond en de vreugde ten top.
Bij de Hoofdstad Operette stoeien ze graag een beetje met de partituur. Regisseur Alexander Pichler
heeft niet geaarzeld hier wat te schrappen, daar wat in te lassen. De openingsscène, een
"kattenballet" op muziek uit de huiscomputer is nogal zwak, maar verder zwiert de voorstelling
probleemloos over het podium, aangevoerd door Ton Hofman als de kwieke graaf, Jacco van Renesse als de
luimige schilder Brissard, en Antoni Wink als de bibberwangige vorst Basilowitsch.
Operette is net dronkenschap. Je moet het willen, anders is het niet leuk. Tragiek is taboe.
Meligheid lijkt een voorwaarde, voorspelbaarheid een verdienste. De Hoofdstad Operette produceert
een vorm van entertainment waarin het élan van de spelers, de glitter en opsmuk van de Weense
kostuums en de fraaie decors belangrijker zijn dan een zwabberende noot hier of daar.
De voorstelling is Duitstalig (op zijn Weens-Amsterdams). De humor gaat soms aan het publiek voorbij.
Maar een "actuele" grap over de Oostenrijkse wijn treft doel laten ze het in Wenen maar niet
horen.
Pichler onderstreept de illusie met een vreemde ingreep. Middenin het happy end valt het doek,
de muziek doet iets wat Léhar nooit van zijn leven had kunnen verzinnen, en opeens bevinden we
ons weer aan het begin van het verhaal. De diepere betekenis: alles was een droom. Dan wolken er
serpentines en confetti uit de gordijnen neer en eindigt de voorstelling gewoontegetrouw in een
carnavaleske reprise van de succesnummers. Met feestelijk ballongeknal uit de orkestbak.
© Frits van der Waa 2006