de Volkskrant van 7 september 1985, Kunst, reportage
Fortepiano's klinken van zilverig dun tot nasaal
Wat een kakofonie! Een instrumentenexpositie waar het publiek zelf mag spelen, dat komt niet vaak voor.
Maar ook mijn handen jeuken om het toetsenbord van zo'n fortepiano te bevoelen. De aanslag lijkt
eigenlijk heel veel op die van een moderne piano, wat lichter misschien. Het geluid verschilt per
instrument: sommige klinken bescheiden en klavecimbel-achtig, andere komen heel dicht bij de vertrouwde
pianotoon.
In de foyer van de Utrechtse Stadsschouwburg staan de instrumenten waarvoor Mozart, Haydn, Beethoven
en Schubert hun muziek schreven. Een kleine twintig, stokoud én splinternieuw. Want de
clavecimbelbouwers hebben hun werkterrein wat uitgebreid en leveren nu kopie-instrumenten naar Stein,
Streicher of Walter, uitgevoerd in prachtig taxus-, note- of kersehout.
Deze instrumenten mag het publiek beroeren; op de meeste ouwetjes ligt een papiertje met Niet
aanraken. Maar ook de aanschaf van zo'n antiek meubel behoort tot de mogelijkheden. Zo staat een
zachtgroen instrument te koop met barsten in de klankbodem en een fluffige natuurschildering op het
kromgetrokken deksel. Vraagprijs 12 duizend gulden. Dat valt mee: een moderne kopie moet al gauw het
driedubbele opbrengen.
Fortepiano is de verzamelnaam die het Festival Oude Muziek heeft gekozen voor de
hamerklavieren, Mozartvleugels, pianofortes en tafel piano's uit de periode van, ruwweg, 1710-1870.
Voorlopers van onze eigen Steinways en Yamaha's, maar beslist niet inferieur daaraan, zo bepleit de
festivalleiding onverdroten. Een fortepiano klinkt gewoon ánders. En dat is terug te
vinden in de muziek uit die periode.
"Ik geloof oprecht dat Alfred Brendel en Murray Perahia geen weet van hebben van wat er in deze
muziek zit", zegt Malcolm Bilson, een van 's werelds vooraanstaande fortepiano-experts. In zijn
workshop, die het midden houdt tussen een openbare les en een voordracht, betoogt hij dat de klank van
de fortepiano dwingt tot een andere interpretatie van de muziek uit de klassieke periode. "De
fortepiano-muziek was minder een kwestie van hard en zacht dan van dramatische intentie", zegt
hij. "De componisten uit die tijd moeten in de grond manisch-depressief geweest zijn. Ze zetten de
meest tegenstrijdige dingen pats-boem naast elkaar wat nooit eerder gedaan was , en
probeerden dat dan weer in evenwicht te brengen. Mozart was daar een meester in." Bilsons overtuigend
verhaal en de enkele flarden muziek die hij voorspeelt, scheppen hooggespannen verwachtingen voor zijn
optredens, vandaag en morgenmiddag in de Buurkerk.
Het is wel even wennen, de klank van de fortepiano. Je denkt eerst aan een slecht
functionerende moderne piano. Bij doorluisteren verdwijnt dat gevoel geleidelijk. Het geluid heeft zijn
eigen kwaliteiten, en geen instrument is hetzelfde. Vooral de vroege Weense instrumenten hebben een heel
bijzondere charme, met hun clavichord-achtige toon, die in de hogere regionen zilverig en dun, soms wat
roestig wordt.
Daarentegen klinkt de Broadwood uit 1840, die specialist Richard Burnett die middag bespeelt, bijtend
en nasaal in de hoogte. Bovendien heeft Burnett problemen met een hangende lage E. Dat hindert de
pianist uiteraard; zijn uitvoering van Clementi en Field lijdt dan ook onder een rukkerige frasering.
Het had met een moderne piano net zo goed kunnen gebeuren. De schuld ligt bij de vochtige atmosfeer in
het tot eigentijds horeca-etablissement verbouwde Polmanshuis.
Niet alleen het instrument bepaalt het geluid, maar ook de bespeler. Fania Chapiro speelt op een
hedendaagse kopie de sterren uit de hemel, met grote affiniteit voor het instrument, al kun je horen
dat ze als "klassiek" pianiste van huis uit er af en toe toch meer volume uit wil halen
dan mogelijk is.
Dit weekeinde zijn er nog acht fortepiano-concerten, waaronder Eine kleine(?) Nachtmusik,
vannacht in het Academiegebouw, met coryfeeën als Stanley Hoogland en Jos van Immerseel. Met een
Soirée chez Mendelssohn, in 1905 gecomponeerd door Paul Wachs, zal de oude muziek dan
behalve het middernachtelijk uur ook de grens naar de twintigste eeuw overschrijden.
© Frits van der Waa 2006