de Volkskrant van 9 oktober 1985, Kunst, reportage
Moderne componisten proberen uit isolement te komen
AMSTERDAM - De liefhebber van nieuwe muziek kan zich deze week vertwijfeld in de haren grijpen. Niet
alleen denderen Wereldmuziekdagen en Gaudeamusweek in hun gecombineerde karavaan van door de Randstad,
maar ten overvloede opent de Nieuwe Slagwerkgroep Amsterdam morgen de C-serie van het
Concertgebouworkest, begint diezelfde avond het Schönberg Ensemble met zijn Alban Berg-serie, en
brengt het Residentie Orkest zaterdag een Kagel-programma.
Het kan niet op. Meer muziek dan publiek, dat wordt vermoedelijk de opbrengst van dergelijke
onpraktische concertarrangementen. Het wordt hoog tijd dat er in de sector nieuwe muziek een beetje
coördinatie op gang komt.
Een symposium De socio-culturele positie van de hedendaagse kunstmuziek, georganiseerd door
Gaudeamus, ter gelegenheid van het ISCM-festival, ging op andere zaken in. Gedurende drie
Wereldmuziek-ochtenden besprak een select gezelschap van componisten, musicologen en media-deskundigen
de hedendaagse technologie, auteursrechtelijke problemen en, onder het motto "Identifying the Enemy",
de oncomfortabele stelling die de eigentijdse muze inneemt tussen de lichte en de "klassieke" muziek.
Genoemde onderwerpen zijn nauwer verweven dan op het eerste gezicht lijkt, want bij de muziek kijken de
muziekindustrie en de media altijd om de hoek. Met andere woorden: geld en beroemdheid. Dat die de
tongen losmaken spreekt vanzelf.
Het zou te ver voeren de deelnemers aan dit symposium van eigenbelang te betichten. Ondanks alle
controverses is men eensgezind pessimistisch en vervuld van nobele motieven: de moderne muziek zit in
het slop, en daar moet iets aan gedaan worden. Maar hoe? Daar beginnen de meningsverschillen.
Felle reacties oogstte de Belgische componist Gottfried Willem Raes met zijn aanval op het
auteursrecht: "Informatie is geen produkt", stelt hij, "en daarom niet verhandelbaar. De drager van de
informatie daarentegen wel. Je betaalt voor het maken van de afdruk, niet voor de informatie. Maar met
de voortschrijdende technologie, die kopiëren vrijwel kosteloos maakt, wordt auteursrecht een
anachronisme. Een componist wordt òf betaald voor zijn werk dan is hij beroeps òf
niet en dan is hij een amateur."
Raes' voorstel het vrije-marktmechanisme op de muziek los te laten, leidde tot een weinig
constructieve discussie, overheerst door termen aIs "idioot" en "levensgevaarlijk". Echte problemen,
zoals het achterlopen van het auteursrecht bij de technische ontwikkelingen, en de vercommercialisering
van auteursrechtenbureaus als de BUMA, raakten daardoor onder tafel.
Cultuur, de vrije markt, handelswaar: het staat allemaal op gespannen voet met elkaar. Hans Werner
Heister ontmaskerde de compact disc als een fetisj: "die ten onrechte wordt verheerlijkt, op zichzelf
geen enkel muzikaal doel dient en een vernauwing van het repertoire met zich mee brengt." De Duitse
sociologe Anabella Weismann, werkzaam aan de Universiteit van Amsterdam, schetste de paradoxale houding
van de overheid, die van cultuur verlangt dat zij het algemeen belang dient, en tegelijkertijd autonoom
is. Ze dreef de spot met minister Brinkman, die de cultuur ziet aIs een imago-bevorderend exportartikel.
Vakbondsmentaliteit
Pressie uitoefenen op de overheid en de media en de verbetering van muziekonderwijs: uit zulke, hier
menigmaal gehoorde suggesties spreekt de ware vakbondsmentaliteit. Anderen staken de hand in eigen
boezem. "Waarom beschouwen de hedendaagse componisten zichzelf als de erfgenamen van Beethoven?", vroeg
componist-dichter Jos Kunst zich af. Musici uit de historische uitvoeringspraktijk en de experimentele
popmuziek kunnen zich volgens Kunst met evenveel recht avant-garde noemen. Ook Konrad Boehmer
hekelde het zelf gekozen isolement van de hedendaagse componist, het voortbouwen op de traditie van het
"burgerlijke concert" en het hanteren van vijandbeelden. "Niet de massamedia zijn onaangepast, maar de
moderne componisten. Een elite heeft nooit lang kunnen bestaan zonder uit een ondergrond te putten. De
avant-garde gedraagt zich alsof ze geen voeding nodig heeft. Vervelende telefoonboeken vol met klanken
zijn het resultaat. De neo-romantiek met zijn Biedermeier-gestiek is niet meer dan een schijn-poging tot
rehabilitatie."
Boehmer kreeg bitter weinig respons. Merkwaardig (of juist niet?), omdat de ISCM-dagen bijna nog
meer dan het muziekleven zelf de heersende inteelt belichamen. Het is een officieel gejureerd plaatje,
waarin de talloze subculturen, die ook in de hedendaagse kunstmuziek bestaan, nauwelijks aan bod komen.
Bescheiden uitzonderingen op deze regel waren de "nationale programma's" van Nederland en Oostenrijk,
die maandagavond in het BIM-huis werden gepresenteerd. Voorafgegaan door stevig swingende, maar weinig
vernieuwende jazz- en funk-potpourris van de Oostenrijkse "elektronische" big band Nouvelle Cuisine
werden in het Nederlandse onderdeel de raakvlakken tussen geïmproviseerde en gecomponeerde muziek
getoond aan de hand van het werk van onder anderen Guus Janssen en Theo Loevendie.
Dat het een weinig succesvolle demonstratie werd lag aan het wisselende niveau van de stukken en
bovendien aan een ongelukkige programma-opbouw: eerst het knallende geluid van de Oostenrijkers en de
Volharding, en daarna alle vier pianostukken bij elkaar geveegd onder het geroezemoes en gerinkel van
het nachtelijk uur. De Nederlandse kruisbestuiving tussen verschillende genres lijkt uniek, en is op
zijn minst een poging om de moderne muziek uit haar impasse te halen. Maar wie weet wat er achter de
officiële ISCM-representaties van Israël of Venezuela schuilgaat?
© Frits van der Waa 2006