de Volkskrant van 15 oktober 1985, Kunst, recensie
Winnend stuk Spektra bij Gaudeamus complex werk
AMSTERDAM - Dat er tijdens de ISCM-Wereldmuziekdagen ook nog een Gaudeamusweek plaatsvond, in de
rudimentaire gedaante van een tweetal concerten, zal menig luisteraar zijn ontgaan. Maar mysterieuze
asteriskjes in de programma's wezen erop dat er in feite twee evenementen door elkaar heen liepen:
één ster bij de door de ISCM-jury uitverkoren werken, twee sterren voor de keuze van de
Gaudeamus-jury. Sommige stukken waren dubbel geselecteerd.
De Gaudeamusprijs 1985 ging naar Spektra voor drie celli, van Unsuk Chin, een 24-jarige
Koreaanse componiste, die bij Ligeti studeert. Chin krijgt vierduizend gulden, als honorarium voor een
nog te schrijven stuk, dat volgend jaar in de Gaudeamusweek moet worden uitgevoerd. De driekoppige
Gaudeamus-jury, gevormd door de Hongaar Zsolt Durko, de Engelsman James Dillon en de Nederlander Geert
van Keulen, gaf de uitslag geen officieel commentaar mee, maar Dillon verklaarde achteraf dat vooral de
"integriteit" en de "extreme helderheid" van Chins partituur de doorslag hadden gegeven.
Spektra, dat vorige week werd uitgevoerd door Taco Kooistra, Viola de Hoog en Eduard van
Regteren Altena, is met zijn vele microtonen, glissandi en haast verstikte klanken een van de meest
dissonante stukken van de afgelopen week: compact, complex en compromisloos, en daardoor niet zonder
meer toegankelijk. Chin legt een spanningsveld tussen tere texturen en wankelende ontladingen van
energie, dat geleidelijk aan wordt uitgebouwd en afgetast. De vijf kleine delen waaruit het werk
bestaat verbeelden verschillende lichtverschijnselen, voortgebracht door een prisma, aldus de
toelichting van de componiste. Dillon hecht niet veel waarde aan deze buitenmuzikale associaties: "Het
gaat erom hoe het klinkt."
Het was volgens Dillon van meet af aan duidelijk dat van de acht uit meer dan vierhonderd inzendingen
gekozen stukken Spektra de grote kanshebber was, samen met Försvinna van de Engelse
componist James C!arke. Solist in deze muzikale stormwind met zijn haast dromerige uitdunningen was
basklarinettist Harry Sparnaay, die samen met strijkers uit het Radio Kamer Orkest en dirigent Ernest
Bour garant stond voor een optimale uitvoering. Het is duidelijk dat het vakkundig uitbuiten van de
instrumentale expressie een belangrijk criterium voor de Gaudeamus-jury is geweest.
De strenge selectie voorkwam dat er kaf onder het koren zat, zoals vorig jaar wel het geval was. Alle
stukken wonnen bovendien aanzienlijk bij de sublieme uitvoeringen. Ook dat is wel eens anders geweest.
Toch bevatte het Gaudeamus-onderdeel even weinig vernieuwende of originele geluiden als de
Wereldmuziekdagen. al is dat misschien meer dan je van aankomende componisten mag verwachten.
Vakbekwaam epigonisme viert hoogtij, vooral bij de opnieuw ruim vertegenwoordigde Italianen. Paolo
Ricci's O dormiente, che cosa e' sonno? is een imponerend dubbelmadrigaal, maar de invloed van
Berio ligt er duimendik bovenop; Spirali: quand'i caldi raggi fugon van Giuseppe Soccio,
weliswaar een klarinetsolo met handen en voeten, komt regelrecht uit de school van Donatoni. Ook Mauro
Cardi's Trama voor altviool solo, de vrucht van de hem vorig jaar toegekende prijs, is met al
zijn subtiliteiten op de korte afstand geen verrassing. Het neo-impressionisme van Marco Lasagna's
Ferma E l'Antica Voce .. voor sopraan en piano is werkelijk té doorzichtig, terwijl
Apax van Luigi Abbate ondanks de veelbelovende blazerskwintetbezetting een kleurloze
indruk maakt.
Spannender, maar eigenlijk overspannen geluiden bracht Yoko Abe ten gehore in de Concert Etude
van Todd Brief, een stuk vol op hol geslagen klankweelde, waarin pianistische effecten de dienst uit
lijken te maken. Briefs muzikale taal is uitgesproken individueel, hij heeft een behoorlijke greep op
de vorm, maar hij rekt de expressie verder uit dan ze kan verdragen.
Te veel vulwerk is een euvel waar nogal wat stukken onder lijden. Sommige concerten trouwens ook: om
het slotprogramma van de Gaudeamusweek nog enig volume te geven was Bewegingen van Klaas de
Vries opnieuw uit de kast getrokken. De NOS meende na deze stevige kost een dessert te moeten bieden in
de persoon van Jasper van 't Hoff en zijn elektronische liflafjes. Een zinnebeeld van de tijdens de
Wereldmuziekdagen zo dikwijls gevoelde verveling misschien. Dat was lachen. Verscheidene componisten
verlieten de zaal, blijkbaar niet beseffend dat ze hun kieskeurigheid al dagenlang hadden kunnen
demonstreren.
© Frits van der Waa 2006