Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 23 oktober 1985, Kunst, recensie

Wanorde bij van Bergeijk

Concert: Werk van Van Bergeijk, Ten Hoorn, Boerman e.a. Uitvoerenden: Gilius van Bergeijk Ensemble. Plaats: De IJsbreker, Amsterdam. Herhaling: Nijmegen, 29 okt.; Amsterdam, 2 nov.; Den Haag, 6 nov. en Vlissingen, 9 nov.

In Den Haag werken enkele componisten die gewoonlijk geruisloos hun eigen gang gaan, om van tijd tot tijd hinderlijke prikjes in het achterwerk van de Nederlandse concertpraktijk te geven. Dick Raaymakers, onlangs gelauwerd met de Matthijs Vermeulenprijs, is zo'n componist. Nauwelijks minder eigenzinnig zijn figuren als Jan Boerman en Gilius van Bergeijk.

Hun muziek is eigenlijk niet erg praktisch, omdat ze uitvoeringen waarbij de maker niet zelf betrokken is nauwelijks toelaat (afgezien van Boermans oeuvre voor tape). Dat was de reden tot het vormen van het multimedia-ensemble Het Nieuwe Leven, waarin componisten hun eigen en elkaars werk uitvoeren. Een soortgelijke werkplaats, deels bestaand uit dezelfde personen, is het Gilius van Bergeijk Ensemble, dat zich beweegt op het grensvlak tussen compositie en improvisatie. Dit gezelschap gaat de komende weken op stap met een programma waarin stukken van Van Bergeijk en Maartje ten Hoorn de hoofdmoot vormen. Vier duetten, ter plekke door de spelers geïmproviseerd, zorgen voor afwisseling. Daaraan is hoe dan ook geen gebrek. De tien onderdelen, zeer uiteenlopend van niveau, lengte en bezetting, zijn in een zinvolle balans achter elkaar gezet.

Onder de handen van violiste/componiste Maartje ten Hoorn krijgt zowel geïmproviseerde als gecomponeerde muziek een wat grimmig aspect. Haar voorkeur gaat onmiskenbaar uit naar het fortissimo. In Bits laat ze saxofonist Luc Houtkamp een knallende dialoog aangaan met snorkende, schrapende elektronische geluiden; in haar pianocompositie Triptych stelt ze het niet geringe timmervermogen van Gerard Bouwhuis duchtig op de proef. Hoe doordacht ook, haar muziek blijft rigide en gespeend van humor of plezier.

Dat valt des te meer op naast Van Bergeijks werk. Dat pendelt tUssen strenge structuren en georganiseerde wanorde – maar met een knipoog naar het publiek.

Zijn Frivolité voor gitaar en "basso continuo" is een experimenteel getint stuk, waarin het ensemble en elektronische geluiden een haperend harmonisch decor bieden voor de improvisaties van John Russell. Russell knauwt en knarst met grote vingervlugheid, en het klinkt nog ook. Al lijkt zijn gitaar, met zijn rammelende stalen snaren, afkomstig van de schroothoop.

Dat meer discipline tot betere resultaten leidt is te horen in onenigheid, berouw, toenadering en onenigheid II, vier korte stukken voor draaiorgel. Een minimaal melodisch motief wordt door de onderliggende stemmen steeds wisselend belicht en verhakt tot hinkende ritmes met kortstondige echo's van ragtime en menuet. Het stalen smoel van de componist, persoonlijk aan het wiel, maakt de muziek nog ironischer dan ze is.

Hoewel Van Bergeijk vindt dat zijn draaiorgelwerken zich niet wezenlijk onderscheiden van zijn bandkomposities, laten de uiteengerafelde geluiden van zijn Pro Juventute er geen twijfel over bestaan dat zijn ware kwaliteiten in de elektronische muziek liggen. De sizzelende timbres met al hun gradaties vormen een nogal stereotiep ingrediënt van produkten uit de Haagse studio. Maar Van Bergeijks stuk is spannend, droog van klank en in zekere zin zelfs oorstrelend met zijn cirkelzaag-achtige harmonieën, die uiteindelijk door een soort elektronische zeef geperst lijken te worden.

Nog zo'n ondubbelzinnig element tussen de vraagtekens die in dit programma doelbewust zijn aangebracht is Jan Boermans Ontketeningetje, een gelegenheidswerkje voor Van Bergeijks verjaardag. Zelfs in dit korte bandstuk, samengesteld uit talloze fragmenten uit vroeger werk van Boerman, doet de hand van de meester zich voelen.


© Frits van der Waa 2006