de Volkskrant van 17 december 1985, Kunst, recensie
SYMFONIE BINNENKORT OP PLAAT
Pijper uit schaduw getreden
met uitvoering van Tweede
Concert: Pijper, Martin. Door: Radio Filharmonisch Orkest, Jacob Bogaart, Bernd Brackman, Cor de Groot,
François Mollinger van Eden. In: Muziekcentrum Vredenburg Utrecht. Radio: Woensdag 18 december
Radio 4.
"Nederland mist elk spoor van inzicht inzake de Nederlandsche muziek," schreef Willem Pijper in
1927. Nu, bijna zestig jaar later, zou hij minder reden tot klagen hebben. Want de belangstelling voor
Nederlandse muziek is groter dan ooit. Ook Pijper raakt nu weer in de belangstelling.
Het begon met de 400 jaar Nederlandse Muziek-platen van het Residentie-Orkest. Wat later werd
een Nederlands Miskend Genie ontdekt in de figuur van Matthijs Vermeulen: het platenproject met diens
volledige oeuvre wordt in januari afgerond met het verschijnen van het vierde dubbel-album. Het volgende
onderwerp ligt voor de hand: Willem Pijper, door de herontdekking van Vermeulens muziek van de
weeromstuit wat in de schaduw geraakt, maar desondanks de meest spraakmakende componist van voor de
Tweede Wereldoorlog. Een componist die ook als leraar en polemicus een grote invloed op het muziekleven
uitoefende.
Volgend jaar september brengt Donemus een cassette uit met alle orkestmuziek van Pijper, uitgevoerd
door het Rotterdams Philharmonisch Orkest: de drie symfonieën, het piano-, viool-, en celloconcert,
de Zes adagio's en de Zes symfonische epigrammen. Er liggen al plannen om op den duur ook
het overige werk van Pijper via de plaat voor het publiek toegankelijk te maken.
Pijper stierf op 52-jarige leeftijd, in 1947. Zijn muziek is sedertdien nooit helemaal afwezig
geweest uit de concertpraktijk, maar het was vooral kamermuziek die op de lessenaars prijkte. Het enige
orkestwerk dat zich een vaste plaats in het repertoire heeft verworven (omdat het zo bruikbaar was als
"eigentijds" programma-onderdeel) zijn de Zes adagio's uit 1940.
Pijpers bekendste denkbeeld is de zogenaamde "kiemcel"-techniek, waarbij al het melodisch en
harmonisch materiaal uit één gegeven wordt ontwikkeld. Andere kenmerken van zijn muziek
zijn polyritmiek en polytonaliteit, moderne snufjes in het internationale muziekidioom van de jaren
twintig en dertig. Door de grote geesten van zijn generatie, onder wie Simon Vestdijk en Matthijs
Vermeulen, werd Pijper bejubeld en geprezen.
Vermeulen, wiens hartstochtelijk proza sterk verschilt van de nuchtere stijl waarvan Pijper zich
bediende, heeft Pijpers Tweede Symfonie uit 1921 onsterfelijk gemaakt, op schrift althans, in zijn
artikel De schreeuw van Pijper. Hij brengt het stuk in verband met de recente gruwelen van de
Eerste Wereldoorlog: "De geweldige schreeuw waarmee de Tweede van Pijper aanvangt, enormer dan het
gehuil van King Lear, behoort tot de lange serie van waarschuwende kreten waarmee, na de Derde, de
Vijfde, de Negende van Beethoven, een musicus tevergeefs getracht heeft zijn medemensen te verwittigen,
te vermanen, en al had Pijper niets gecomponeerd dan die schreeuw (op zijn 27e jaar), hij zou onze
dankbaarheid verdienen. Des te tragischer is het dat hijzelf die geniale schreeuw niet aankon, en dan
verder componeert alsof hij hem ontvlucht."
Zaterdag bood een coproduktie van AVRO en TROS de mogelijkheid Vermeulens woorden voor het eerst
sinds zestig jaar aan de realiteit te toetsen. Pijpers Tweede is geen lang stuk, maar vraagt om
een bezetting van 116 musici. Zo'n menigte was ook in Pijpers dagen moeilijk bij elkaar te krijgen, en
de componist maakte later dan ook een gereduceerde bewerking van zijn stuk. Die partituur ging in 1940
verloren bij het bombardement op Rotterdam. Na de oorlog is de Tweede alleen nog uitgevoerd in
een reconstructie van de latere versie door een leerling van Pijper. De reuzenzwaai van de AVRO en de
TROS zal in september nog eens worden herhaald door het Rotterdams Philharmonisch Orkest, dat behalve
de plaatopname ook een concert-uitvoering van Pijpers Tweede op de agenda heeft staan.
Het Radio Filharmonisch Orkest, versterkt met hulptroepen, waaronder zes bebrilde dames met
mandolines, bracht een heel behoorlijke uitvoering in het Utrechtse Vredenburg, waaraan echter net dat
beetje extra ontbrak waar deze "historische" gebeurtenis om vroeg. Dirigent Kent Nagano, elastisch en
alert, hield zijn reuzenensemble keurig in het gareel, maar kon niet verhinderen dat vooral in de
strijkerssectie nogal foezelig met het ritme werd omgesprongen, en dat de koperblazers soms al te
heftig van leer trokken.
Vermeulen had gelijk: De Tweede is een stuk dat die eerste "schreeuw", zijn eigen aanhef, niet
waarmaakt. Het is een kaleidoscopisch werk waarin bleke, gedateerd klinkende passages ruimschoots de
overhand hebben boven de geniale momenten. Spaanse habanera-ritmes, nadrukkelijk aangezet per
tamboerijn, wringen zich onder merkwaardige Strauss-walsjes, om plotseling doorbroken te worden met
visionaire flitsen, die vaag herinneren aan Varèse of Ives.
Pijpers Derde Symfonie, voltooid in 1926, wordt beschouwd als een van zijn belangrijkste
werken. Merkwaardig genoeg werd het stuk niet in de orkestversie gebracht, terwijl er toch mankracht
genoeg voorhanden was, maar in een bewerking voor vier piano's uit 1948 van Pijper-leerling Jan van
Dijk. Leuk voor studiedoeleinden, zo'n bewerking, maar ongeschikt voor een concert. De kernachtige,
maar zeer complexe muziek ging, ondanks de inzet van de vier pianisten, ten onder in een brij van
gorgelende pianoklanken zonder veel reliëf.
Naast Pijper hadden AVRO en TROS een werk van de Zwitsers-Nederlandse componist Frank Martin
geprogrammeerd. Erg aardig voor Pijpers nagedachtenis was dat niet, want die verbleekte naast Martins
Der Cornet, een fascinerende muzikale uitwerking van onheilszwangere Rilke-teksten.
© Frits van der Waa 2006