Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 14 januari 1986, Kunst, recensie

KWALITEIT EN DWARSDOORSNEE OP PRESENTATIE DONEMUS

Nieuw werk De Leeuw en Janssen valt op

Concert: Van Noord, Wagenaar, Janssen, Straesser, De Leeuw, Keuris, Tarenskeen, Schuyt. Uitvoerenden: A Sei Voci, Mondriaan Kwartet, Helmut Erdmann, Harry Sparnaay, Djoke Winkler Prins, Rien de Reede, e.a. In: De IJsbreker, Amsterdam. Radio: 26 januari, Radio 4.

Wanneer zou er eens een STER-spot voor hedendaagse muziek komen? Dat zou misschien wel meer effect hebben dan geïsoleerde cultuur-uitbarstingen op een Derde Net. Maar het is natuurlijk veel te duur, en ik moet er niet aan denken dat er ooit lp's zouden verschijnen als: Guus Janssen - greatest hits, of: Amoureuze koorwerken van Ton de Leeuw.

Voorlopig moet de hedendaagse Nederlandse muziek het stellen met de steeds actiever gevoerde, maar toch nog bescheiden propaganda van uitgeverij Donemus, die in de genoemde componisten trouwens wel een paar hitschrijvers van de eerste orde onder haar hoede heeft. Dat bleek zondag opnieuw toen Donemus zijn opwachting maakte in de serie De Muziekuitgevers, die de IJsbreker sinds een jaar organiseert. Een selectie uit dit concert is zondag over een week te beluisteren in het NOS-programma Musica Nova.

Donemus is een gesubsidieerd, niet-commercieel bedrijf, dat beoogt de Nederlandse "serieuze" muziek breedvoerig te documenteren. Volgens dat principe probeert men bij manifestaties als deze een zo volledig mogelijk cultuurbeeld te geven, en dat staat vanzelfsprekend op enigszins gespannen voet met een gericht promotie-beleid. De buitenlandse uitgeverijen zetten telkens niet meer dan twee of drie componisten in het zonnetje; bij Donemus zijn alle componisten gelijk, maar sommige van hen zijn meer gelijk dan andere. En dat zijn er nog heel wat.

Toch is Donemus er in dit programma, aan de hand van vrijwel uitsluitend premières, in geslaagd een selectie op kwaliteit te verenigen met het principe van de dwarsdoorsnede. Die bevatte tenminste twee fascinerende hoogtepunten: Chimères van Ton de Leeuw, voor zes mannenstemmen en declamatie, en Guus Janssens basklarinetsoio Sprezzatura.

Ton de Leeuw, de steeds grijzer wordende eminentie van de Nederlandse muziek, bedient zich in Chimères van een haast archaïsch idioom, verwant aan dat van zijn kamerkoorwerk Car nos vignes sont en fleur, dat onlangs door Donemus op de plaat is uitgebracht. Chimères, een toonzetting van drie gedichten van Gérard de Nerval, bevat elementen uit het Gregoriaans en uit de chromatische chansons van de zestiende eeuw, gecombineerd met allerlei hedendaagse klanken, zoals gesproken, gefluisterde en verglijdende tonen. Het Franse ensemble A Sei Voci, voor wie het stuk geschreven is, wist zich voortreffelijk staande te houden in de muffe akoestiek van de volgepakte zaal. Jammer dat er in Nederland geen gelijkwaardig herensextet bestaat. Misschien weet het Nederlands Kamerkoor een oplossing.

Sprezzatura, een term uit de Italiaanse hofcultuur van de Renaissance, betekent zoveel als "bestudeerde zorgeloosheid". Die titel omschrijft zowel het spel van Harry Sparnaay als het karakter van Guus Janssens stuk. Met behulp van flageolettonen realiseert hij een buitenissige tweestemmigheid, waarbij in etherische boventonen verklinkende melodieflarden worden begeleid door tremulerende, nauwelijks hoorbare bastonen. Die structuur wordt geregeld onderbroken door snelle, Mozart-achtige slierten. Aan de oppervlakte bezien lijkt de muziek van Sprezzatura heel eenvoudig, maar het geraffineerd in elkaar overlopen van de verschillende gegevens geeft het stuk, een van Janssens beste werken tot nu toe, een onvermoede diepgang.

Bij het kaliber van deze boeiende stukken bleef Diderik Wagenaars strijkkwartet Limiet enigszins achter. Toch is dit ook een werk met kwaliteiten: een sterke, procesmatige structuur, en een uitgebalanceerde, zij het dwarse en dissonante, harmonische spanning. Het Mondriaan Kwartet demonstreerde een grote eensgezindheid in de gestoten akkoorden met hun grillige, verspringende ritmes. Maar hun uitvoering moet nog groeien.

Boudewijn Tarenskeen heeft zich in zijn korte cellostuk Thesis wat al te zeer vastgebeten in gecompliceerde structuren en virtuoze kunstgrepen. Het is een stug spel dat zich afspeelt tussen de met nadruk getokkelde losse snaren, maar daar eigenlijk niet van los komt.

Het concert omvatte verder een drietal vriendelijke stukken, heel representatief voor de gemiddelde kwaliteit van het Nederlandse componeren. Last van Adriaan van Noord is een aardig duet voor basfluit en -klarinet met onmiskenbare minimal-trekken. Het nieuwe, nog ongetitelde werk van Tristan Keuris voor fluit en piano is briljant en lyrisch, maar wel wat stereotiep. Joep Straesser baseerde zijn All perishes... voor sopraan en fluit op onvolledige oud-Griekse tekstfragmenten. De dunne melodische lijnen en het gebruik van verschillende slaginstrumenten, bespeeld door sopraan Djoke Winkler Prins, leiden tot een rituele, quasi-primitieve sfeertekening.

De Zwarte Piet werd als laatste uitgespeeld met Razernijen voor vier van Nico Schuyt, tien jaar geleden geschreven voor het Concertgebouw Pianokwartet, maar tot nu toe niet gespeeld, omdat het in verschillende opzichten nogal afwijkt van het klassieke repertoire voor deze bezetting. Dat klopt. Een paar leuke ideeën zitten er wel in, maar een saaier, rommeliger opgebouwd stuk dan deze vijfentwintig minuten lang opbrandende nachtkaars kom je niet gauw tegen.


© Frits van der Waa 2006