de Volkskrant van 25 januari 1986, Kunst, recensie
Ballads uitgekiend werk van Martirano
ASKO-Ensemble: Martirano, Janssen. Solisten: David Barick, Harry Sparnaay. Muzikale leiding: Ernst van
Tiel, Salvatore Martirano. Plaats: Koninklijk Conservatorium, Den Haag. Herhalingen: Amsterdam
(25 jan.) en Gent (30 jan.).
Nauwelijks hebben we een uniek kenmerk in de Nederlandse muziek weten te vinden, of het ASKO-Ensemble
trapt een deuk in de chauvinistische gevoelens. Want ook elders in de wereld zijn er improviserende
musici die het componistenvak beoefenen. In de 58-jarige Amerikaan Salvatore Martirano heeft het
ensemble, altijd bedreven in het opsporen van origineel en interessant repertoire, een illustere
tegenhanger van "onze" Guus Janssen en Theo Loevendie ontdekt.
In een nieuw programma, getiteld Ballads, zet het ASKO werk van Martirano en Janssen naast
elkaar. Het beeld wordt vanavond tijdens een concert in het BIM-huis nog aangevuld met
piano-improvisaties van de beide componisten.
Martirano is een veelzijdig figuur. Hij studeerde onder andere bij Luigi Dallapiccola, speelde als
pianist in big-bands, en ontwikkelde een instrument om live-computermuziek te improviseren, de
Sal-Mar Construction.
Te oordelen naar de twee stukken in dit Ballads-project wordt hij niet gehinderd door dogma's
en stilistische zelfbeperking. De opzet van zijn composities is daardoor wat warrig, maar de
spanningsbogen zijn met overleg uitgekiend. Door de bedreven instrumentatie en de gedisciplineerde
stortvloed van ideeën doet zijn werk enigszins denken aan dat van Henry Brant, aan wie in het
Holland Festival 1984 uitvoerig aandacht werd besteed.
Ballad, een stuk uit 1963, bestaat uit een serie fragmenten uit populaire Amerikaanse songs,
gezongen door een "night-clubsinger". Daaronder brengen zeven instrumenten een strikt serieel
gecomponeerd accompagnement. Het effect is niet zo humoristisch als de beschrijving doet vermoeden,
doordat de zang en de begeleiding elkaar op veel punten raken, waardoor een vreemde, weke atmosfeer
ontstaat. De solo-partij werd voortreffelijk vertolkt door David Barick, stijlvol in smoking, met
smaragdgroene sjerp, strik en lefdoekje.
In Thrown, gecomponeerd ter gelegenheid van de Olympische Spelen 1984, sleept Martirano de
luisteraar mee in Babylonische avonturen. Onder de energieke directie van de componist passeren talloze
"muziektalen" de revue, waaronder impressionisme à la Debussy, een Benny Goodman-achtige
klarinetsolo, en een zeer Amerikaans pandemonium in de trant van Ives.
Het werk van Guus Janssen iS minder exuberant, maar door zijn dikwijls humoristische logica zeker
even overtuigend. Naast Bruuks, een nieuw werk voor twaalf instrumenten, werden zijn eveneens
voor het ASKO geschreven Octet uit 1978 en het hier vorige week al geprezen basklarinetstuk
Sprezzatura uitgevoerd. Met Bruuks, een soort commentaar op het klassieke divertimento,
manifesteert Janssen zich opnieuw als een oorspronkelijk componist. Muzikale bots- en struikelpartijen
zijn in dit stuk weer een belangrijk principe. Zoals in Octet een strijd met de toonladders wordt
geleverd, is hier de drieklank het onderwerp van spiritueel gesol. De trombonist en de slagwerker,
toegerust met lege vaatjes Stella en Dommelsch Bier, rangeren de muzikale processen abrupt van het ene
spoor naar het andere. Maar op den duur vliegen ze elkaar in de haren een vermakelijke passage
en leggen het bijltje er bij neer. De andere instrumenten, aan hun lot overgelaten, modderen dan
moeizaam voort op het muzikale pad, in een stijl die menig compositieleraar tot wanhoop zou drijven,
maar bij Janssen een onvervreemdbare signatuur oplevert.
© Frits van der Waa 2006