de Volkskrant van 2 mei 1986, Kunst, interview
In Etude zit 'n tomeloze energie
Reinbert de Leeuw (47), pianist en componist. Leider van het Schönberg Ensemble, dat gisteren de
première gaf van zijn Etude voor strijkkwartet. Het is De Leeuws eerste stuk sinds 1977,
toen hij samen met Jan van Vlijmen en Harry Mulisch de opera Axel componeerde.
"Wat er verder ook van gevonden wordt, ik ken geen partituur voor strijkkwartet die er zo eigenaardig
uitziet. Het heet Etude en dat is precies wat het is. Het stuk is opgedragen aan onze altviolist
Henk Guittart, uit waardering voor wat hij al die jaren voor bet Schönberg Ensemble gedaan heeft.
Maar ik heb er meteen bij gezegd: als jullie geen trek hebben om daar zoveel repetities aan te besteden,
want het is een tamelijk onmenselijke opgave om het te spelen, vind ik het ook best, dan blijft het
liggen. Het kan me absoluut niet schelen. Het heeft ook niet die pretentie van: 'Ik heb lang gezwegen,
en nu ga ik weer componeren,' of zo."
Toch is dat zo. Sinds Axel heb je niets meer geschreven.
"Het is niet voor niks dat ik zo lang niet gecomponeerd heb, en ik weet langzamerhand natuurlijk wel
waarom. Toen ik echt veel componeerde tussen mijn 12e en mijn 18e ging het me nog
makkelijk af, maar hoe meer ik van muziek afwist, hoe moeilijker het ging. Dat geldt voor iedere
componist, het aangezicht van de geschiedenis maakt het componeren niet eenvoudiger. Daar kwam bij dat
ik steeds meer muziek ging uitvoeren, en, dat nam op den duur zo'n plaats in dat het eigenlijk niet
meer te combineren was. Maar ik heb altijd wel ideeën gehad ik ga ze nou niet noemen, want
dan word ik er nog aan gehouden ook die er misschien ooit wel een keer uit zullen komen. Er zijn
jaren geweest dat die lege muziekpapiertjes op mijn tafel een ernstig schuldgevoel veroorzaakten, maar
dat heb ik op een gegeven moment afgeschaft. Als het zo sterk is dat ik iets te vertellen heb, dan merk
ik het weL Over dat stukje, dat misschien elf of twaalf minuten duurt, heb ik ruim twee jaar gedaan
natuurlijk niet continu, er zijn maanden geweest dat ik er niets aan gedaan heb. Het was niet zo'n
vreselijk complex muzikaal idee al is uiteindelijk het notenbeeld wel complex dus dat kon
ik wel onthouden gedurende die periodes. Maar je kunt nagaan dat ik voor een groter muzikaal idee
misschien tien jaar moet uittrekken, als ik normaal bezig ben.
"Daar komt bij dat het niet alleen de hoeveelheid muziek is die je maakt, het is ook de intensiteit
waarmee je het maakt. Echt goed uitvoeren is opnieuw het hele avontuur beleven dat een componist heeft
meegemaakt. Het stuk uitvoeren alsof het gisteren geschreven is, los van de geschiedenis die daar
bovenop is gekomen. En dat neemt zo veel van je in beslag dat je niet daarnaast nog een hele ruimte
leeg hebt staan, waarin je geheel onbevangen je eigen compositorische ideeën kunt ontwikkelen. Dat
werkt niet zo bij mij.
"Het meest opvallende voorbeeld van iemand die het componeren en het uitvoeren naast elkaar intens
heeft beoefend is natuurlijk Boulez. Maar ik vind dat je in zijn uitvoeringen altijd de componist
terughoort. En dat is iets dat mij ontzaglijk hindert. Wanneer zijn eigen ideeën heel erg verwant
waren met het stuk dat hij uitvoerde kon dat tot heel verrassende dingen leiden, maar er zijn veel
uitvoeringen waarin bepaalde facetten van die muziek, die voor hem als componist interessant
waren, werden geïnterpreteerd in de muziek, met voorbijgaan aan een heleboel andere essentiële
dingen. Dat vind ik gelden voor alles wat hij ooit met de Weense school gedaan heeft."
Jullie spelen ook een nieuw stuk van Jan van Vlijmen.
"Nonet, dat is een zeer indrukwekkend, kolossaal stuk, van zeker meer dan een half uur. De bezetting is
al heel mooi: de combinatie van vijf strijkers, piano, en de wekere blaasinstrumenten, fluit, klarinet
en basklarinet. En ondanks het feit dat er soms ongelooflijk veel noten staan en dat er waanzinnig veel
energie ontwikkeld wordt, is alles wat er staat zo werkzaam. Het is echt uit een voorstellingsvermogen
geboren. Er zijn toch tamelijk wat componisten, zelfs van grote naam, bij wie ik me afvraag of het echt
verschil maakt of je doet wat er staat, of dat het gaat om een globale indruk. Laat ik nou
één componist noemen waarbij het werkelijk een dilemma veroorzaakt, omdat ik die muziek
soms zo fantastisch vind: Xenakis. Er zijn stukken van hem waarbij het in feite niet uitmaakt of je de
juiste noten grijpt, het is meer die uitbarsting van energie die zo indrukwekkend kan zijn."
En wat voor ideeën zitten er in de Etude?
"Het zijn bepaalde procesjes, en natuurlijk hebben die te maken met de muziek van de laatste tien jaar.
Hoewel het totaal geen minimal music is, zijn bepaalde ideeën daaruit of de manier waarop
iemand als Louis Andriessen ermee omgaat, er niet aan voorbij gegaan. Het is gebaseerd op
één akkoord en dan komt er langzamerhand eentje bij, uiteindelijk zijn het er elf.
Dat is een heel proces, dat duurt al vier minuten. Zulke processen, waar je eerst geen greep op hebt en
die zich langzamerhand aan je gaan opdringen, leiden dan tot een soort ongelooflijke samenballing van
energie. Een tomeloze energie, dat is wel het hoofdpunt in het stuk. Het is geen verdroomde muziek waar
je lekker op wegdommelt."
Hoe verhoudt zich dat tot je vroegere muziek?
,,Als ik werkelijk helemaal terugga, heb ik gewoon de hele Europese muziekgeschiedenis doorgeploeterd.
Toen ik tien was schreef ik stukjes die leken op allerprilste 18e eeuw. Ik dacht toen overigens dat het
precies op Chopin leek. De taal van Chopin is natuurlijk een zeer complexe taal, waar ik geen idee van
had, alleen vond ik het zo vreselijk mooi. Dus ik noemde het ballades, scherzi en preludes. Ik had ook
preludes op. posth., want ik had geen flauwe notie van wat het eigenlijk betekende. Zo ben ik de
19e eeuw doorgekomen en bij Debussy aangeland, wat iedereen denk ik doet op zijn 16e. Later heb ik de
strijkkwartetten van Bartok allemaal nog een keer nagecomponeerd, tot ik op het conservatorium voor het
eerst echt met de Weense School en met de muziek van na de Tweede Wereldoorlog geconfronteerd werd.
"Ik ben nog precies van die generatie waarop de vijftiger en begin zestiger jaren een belangrijk
stempel hebben gedrukt. Een benadering van muziek die je waarschijnlijk nooit helemaal kwijtraakt en
die ook heel goede dingen heeft. Aan de andere kant was het een benauwend keurslijf. Die verantwoording
voor ieder dynamisch teken dat je in zo'n stuk zet, dat ging me ontzettend tegenstaan. De bevrijding
daaruit kwam toen ik voor het eerst een groot stuk van Ives hoorde. Daar was ik echt idolaat van, dat
er nog iets anders was dan die onverbiddelijke gang van de geschiedenis, die weet ik hoeveel eeuwen
geleden aangevangen was en via Beethoven, Wagner, Schönberg, Webern en Stockhausen onafwendbaar
één richting uitging. Dat had een onmiddellijk effect. De tijd van Reconstructie,
daar sprak een heel onbekommerd anarchisme uit. Het kon ons allemaal niks schelen, dreunende popsongs,
C majeur, alles mocht en kon, als het maar functioneerde. Heel erg zestiger jaren. Het was een zeer
blijmoedige tijd, waar ik overigens niet zo denigrerend op terugkijk als vele anderen. In de zeventiger
jaren heb ik bijna niks meer gedaan: Axel, Abschied..."
Die stukken hadden heel duidelijk te maken met de romantische traditie.
"Ik ben altijd mateloos geïnteresseerd geweest in die periode van de laatromantiek, grofweg van
1880 tot 1914, soms was het haast een obsessie. Het tweede strijkkwartet van Schönberg heb ik een
paar jaar vrijwel dagelijks op de grammofoon gehad, daar kon ik absoluut niet genoeg van krijgen. Er is
geen periode in de muziekgeschiedenis te bedenken waarin van het ene jaar op het andere zulke
verpletterende stukken zijn geschreven. De 19e eeuw is al fantastisch als muziek-eeuw, maar op die
koortsachtige uitbarsting die aan het slot nog een keer plaats vindt raak je in zekere zin nooit
uitgekeken. Dat heeft in Abschied (dat op 31 mei door het Residentie Orkest wordt uitgevoerd,
red.) heel duidelijk zijn weerslag gevonden, en in Axel helemaal."
Axel is destijds niet zo goed ontvangen.
"Er is een heleboel niet goed, en met name het tweede bedrijf niet. Het was een waanzinnig ambitieus
project natuurlijk, het kon ook niet. Jan van Vlijmen en ik wisten al vanaf de première heel
goed wat we wilden veranderen, maar het kwam er niet van, we hadden andere dingen. Ik heb nog altijd de
illusie dat het een heel bijzonder stuk zou worden als we het werkelijk helemaal zouden herzien, want
in potentie is het een meesterwerk. Nu is Jan intendant van de opera geworden en daarmee is de kans
verkeken, want het is ondenkbaar dat hij ooit een eigen opera zal programmeren. De enige die het stuk
nog wel eens noemt is Konrad Boehmer: de waalgelikste, meest aabjekte opera aller tijden. Dat
vind ik wel wat, zo had ik het nooit bekeken."
© Frits van der Waa 2006