Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 6 mei 1986, Kunst, reportage

De onvermoede diepten van het fluisterende clavichord

"Zoete melancholie, smachtende liefde, afscheidsverdriet, de gemeenschap van de ziel met God, onbehaaglijke voorgevoelens, een glimp van het Paradijs door een plotselinge spleet in de wolken, melodieus kabbelende tranen, dat alles kan men vinden in het contact met deze wonderbaarlijke snaren en liefkozende toetsen", schreef de Sturm und Drang-componist Christian Friedrich Daniel Schubart in 1786. Hij had het niet over de – toen nog nieuwe – fortepiano, maar over een eeuwenoud kistje met toetsen en snaren, het clavichord.

In de Amersfoortse St.Aegtenkapel staan vier van die instrumenten die kennelijk in staat zijn zulke hemelse gevoelens op te wekken. Het zijn hedendaagse kopieën, want het beloofde antieke clavichord is bij de Duitse grens in de douane-formaliteiten blijven steken.

De eigenaar van het museumstuk, de Duitse musicoloog en organist Harald Vogel, is een jeugdige persoonlijkheid, ondanks zijn 45 jaren, zijn grijzende baard en zijn licht welvend bierbuikje. Hij is ook de hoofdpersoon van deze clavichord-manifestatie, die bestaat uit een groepscursus en een concert, en georganiseerd wordt door de plaatselijke werkgroep voor oude muziek Joannes Tollius d'Amorforte. Tollius (ca.1550-ca.1603) is de enige "beroemde" componist die Amersfoort heeft voortgebracht. Ze hebben niet veel plezier van hem gehad, want het was een eigengereid, nogal wild heerschap. Tijdens de hervorming verliet hij het land, omdat hij trouw wilde blijven aan het katholieke geloof, en stierf uiteindelijk, na veel omzwervingen, in Kopenhagen.

De Tollius-stichting, die al sinds 1979 concerten organiseert, wil in de toekomst meer van dergelijke manifestaties rond oude toetsinstrumenten opzetten. Er is doelbewust voor gekozen het clavichord als eerste te belichten, want de voor dit instrument vereiste speeltechniek werd met name in het 17de en 18de eeuwse Duitsland beschouwd als onontbeerlijke basis voor het orgel-of klavecimbelspel. Zo achtte de grote Johann Sebastian Bach het clavichord het meest geschikte instrument voor studie en voor musikalische Privatunterhaltung, terwijl de meeste klaviercomposities van zijn zoon, Carl Philipp Emanuel, uitdrukkelijk voor dit instrument bedoeld zijn.

Het bijzondere aan het clavichord is vooral dat – anders dan bij het orgel en het klavecimbel – de kracht van de aanslag de sterkte van de toon beïnvloedt. Het is zelfs mogelijk een vibrato te maken. Het principe is eenvoudig: aan het eind van elke toets zit een tangent, een metalen stiftje dat bij het indrukken de snaar als het ware in tweeën deelt en in trilling brengt. Het ene eind daarvan is afgedempt; het andere kan vrij trillen. Wordt de toets losgelaten, dan werkt de demping weer voor de hele snaar, waardoor de toon ophoudt.

De eenvoudige constructie maakt dat het clavichord een tamelijk goedkoop instrument is. "Deze kopie-instrumenten moeten tussen de achtduizend en veertienduizend gulden opbrengen", zegt bouwer Koen Vermeij. "Je hebt ze ook wel goedkoper, maar dat soort zou ik niet in huis willen hebben."

Een onmiskenbaar nadeel – en ook de oorzaak dat het clavichord door de piano is verdrongen – is het zeer bescheiden geluid. Het instrument laat uiterst genuanceerde sterktegradaties toe, maar alleen in het gebied tussen nauwelijks-hoorbaar en een heel klein beetje hard. "De muziek komt uit de stilte, en de stilte wordt een deel van de muziek", zegt Harald Vogel. "Een clavichord-uitvoering is vooral een tweegesprek tussen de musicus en het instrument."

In de 15de-eeuwse St.Aegtenkapel, naar goed Hollands gebruik ontdaan van elke opsmuk (er valt wel iets te zeggen voor het standpunt van Joannes Tollius), luistert het vijftigtal cursisten ademloos toe. Op het eerste gezicht een heterogeen gezelschap, maar een kleine enquete toont een overweldigende meerderheid organisten aan. Het merendeel beperkt zich tot de rol van toehoorder.

Er is voor het clavichordspel een grote innerlijke rust nodig. Gebruik je teveel spierkracht, dan wordt de toon jengelend en blikkerig. Vogel beschrijft de specifieke techniek die het instrument vereist: "De toets wordt niet aangeslagen, maar aangedrukt, waarbij de druk niet voortkomt uit de spierkracht van de vinger, maar uit het gewicht van de hele onderarm. Als iemand zware botten heeft zal het geluid dan ook luider zijn. Die techniek is wezenlijk voor het ontwikkelen van het gevoel voor de juiste aanzet, het drukpunt, van de toon. Dat is ook van belang voor het bespelen van het orgel en het klavecimbel. Het gewicht van de arm is daarbij weliswaar niet direct werkzaam, maar werkt toch als een homeopathische dosis bij het realiseren van de juiste timing en de illusie van een dynamische voorstelling."

In de barokperiode was het clavichord ook in zwang bij organisten als oefeninstrument. Daarvan getuigt een pontificaal pedaal-clavichord, waarnaast de andere instrumenten eenvoudige schrijfbureautjes lijken. Het is wonderlijk om uit die grote kast dezelfde fluisterklanken te horen komen. Erg mooi klinkt het trouwens niet: de basnoten blijken erg gevoelig voor de wisselende temperatuur in de kapel.

De kleine clavichorden blijven daarentegen uitstekend op toon. Onder Vogels handen krijgt de muziek een onwaarschijnlijke diepte, met rijke schakeringen en contrastwerkingen. Hij speelt met minimale bewegingen, lijkt de toetsen eerder te bevoelen dan ze werkelijk in te drukken. De klank is vol en sonoor, maar broos als bladgoud: het omslaan van de muziek klinkt als een plotselinge rukwind.

Misschien is het clavichord wel te mooi en te intiem voor de moderne tijd. Want juist wanneer dat glimpje van het Paradijs door de wolken komt scheurt er een brommer langs.


© Frits van der Waa 2006