Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 16 mei 1986, Kunst, recensie

Kamerkoor volkomen thuis in Middeleeuwen-herfsttij

Nederlands Kamerkoor: Werken van Ciconia en Agricola. Muzikale leiding: Paul van Nevel. In: Oud Katholieke Kerk, Den Haag. Herhaling: Amsterdam, 16 mei.

Er was een tijd dat Nederlanders op muziekgebied internationaal de toon aangaven. Niet de Hollanders natuurlijk, maar de Vlamingen, en in mindere mate, de Walen en Noordfransen. Dat was in de vijftiende eeuw, een periode die in de muziekgeschiedenis beschouwd wordt als het begin van de Renaissance. Vlaamse zangers en componisten (in die tijd dikwijls synoniem) trokken in grote getale naar het Zuiden, naar Italië, waar een goede boterham te verdienen viel aan de vele vorstenhoven.

De herinnering aan deze componisten leeft voornamelijk voort in de dwarsstraten achter het Concertgebouw, zoals de Jacob Obrechtstraat, de Dufaystraat, en de Ockeghemstraat. En in dat rijtje ontbreken er nog heel wat: Josquin des Prez, Gilles Binchois, Clemens non Papa, enzovoort. Auteurs van schitterende vocale muziek, die nauwelijks wordt uitgevoerd. Oorzaak daarvan is vooral het ontbreken van een Nederlandse koorcultuur. Want dankzij meer dan een halve eeuw muziekwetenschappelijk onderzoek ligt de muziek zelf klaar voor gebruik. Al tientallen jaren.

Zelfs in de Oude Muziek-festivals van de afgelopen jaren zijn de componisten uit de "Nederlandse" school maar mondjesmaat aan bod gekomen. De uitmuntende Engelse ensembles – en neem ze het eens kwalijk – hebben vooral hun eigen componisten, zoals Tallis, Byrd en Bull bekend gemaakt.

Dit jaar wordt dat anders. Naar aanleiding van de nieuwe Josquin-editie, die in voorbereiding is, wordt in het komende Festival Oude Muziek uitvoerig aandacht besteed aan Josquin des Prez en zijn tijd. Merkwaardig genoeg is het Nederlands Kamerkoor, het enige koorgezelschap in Nederland dat zich op professioneel niveau met Renaissance-muziek bezighoudt – zij het incidenteel – in dat festival alleen vertegenwoordigd door een kleine delegatie, het solistisch bezette Gesualdo Consort.

Over de nauwelijks voorstelbare wendbaarheid en veelzijdigheid van het Kamerkoor is al menigmaal de loftrompet gestoken. Met zijn nieuwste programma bewijst het ensemble weer dat het zich ook volkomen thuis voelt in de muziek uit het Herfsttij der Middeleeuwen. Een magnifiek concert, waarin kerkelijke en wereldse muziek van Johannes Ciconia (±1370-1411) geplaatst werd tegenover al even zelden uitgevoerd werk van Alexander Agricola (1446-1506). Beide componisten voerden verlatijnste namen en waren afkomstig uit de Lage Landen, maar hun muziek hoort tot verschillende werelden, gescheiden door drie generaties.

Die tegenstelling kwam onder leiding van oude muziek-specialist Paul van Nevel niet alleen tot uiting door het zingen in verschillende stemmingen, maar ook door een heel verschillende toepassing van dynamische contrasten. Een eigenzinnige opvatting: zo hebben de soms onverwacht uitschietende tonen in Ciconia's muziek een effect dat eerder expressionistisch dan Middeleeuws aandoet.

Het werk van Ciconia, waarin flakkerende vocale lijnen elkaar ontmoeten in bokkige ritmes en metalige samenklanken, roept nog de Gotiek op van de late Middeleeuwen. In enkele van de zeven zeer uiteenlopende stukken wordt die sfeer nog benadrukt door lage liggingen of doordat een of twee partijen gespeeld worden op de saqueboute, een voorganger van de trombone. Vergeleken daarbij zijn Agricola's composities evenwichtiger en geciviliseerder, met hun in watervlug over elkaar buitelende imitaties vervlochten stemmenpracht. Terwijl je in Ciconia's composities nog een botsing van expressie en techniek kunt bespeuren, lijken in het tijdperk van Agricola de muzikale codes en regels uitgekristalliseerd, waardoor een vloeiend geheel ontstaat. Net zoals in de schilderkunst, waar een intuïtief gehanteerd, dikwijls niet-kloppend perspectief in later tijd plaats maakte voor een mathematische, "juiste" illusie van de ruimte – wat overigens niet zegt dat één van de twee superieur is.


© Frits van der Waa 2006