Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 20 juni 1986, Kunst, recensie

Bachvereniging brengt Magnificats evenwichtig

Concert: Buxtehude, Kuhnau, Bach. Uitvoerenden: Koor en orkest van de Nederlandse Bachvereniging. Dirigent: Ton Koopman. In: Grote Kerk, Gouda. Herhaling: Utrecht, 18 juni.

De tijd dat de muziekgeschiedenis begon met het werk van Johann Sebastian Bach is sinds lang vervlogen. Inmiddels is het bijna traditie geworden om het werk van de meester in historisch-muzikale context te plaatsen, geflankeerd door werk van tijdgenoten, voorlopers, navolgers en familieleden. Waaruit Bach toch steeds opnieuw naar voren komt als de sublieme edelsmid van de Barokmuziek.

De Nederlandse Bachvereniging weet, onder aanvoering van artistiek leider Jos van Veldhoven, telkens weer nieuwe invalshoeken en thema's te vinden. Het jongste programma heeft de opbouw van een drietrapsraket, samengesteld uit Magnificat-toonzettingen van Buxtehude, Kuhnau en natuurlijk Bach zelf. Daarmee wordt gedemonstreerd hoe deze lofprijzing van Maria, een van de oude gezangen uit de katholieke liturgie die ook in de protestantse eredierist in hoog aanzien stonden, omstreeks de overgang van de zeventiende naar de achttiende eeuw steeds meer het karakter kreeg van een zelfstandig concertstuk, verwant aan de cantate.

Dietrich Buxtehude en Johann Kuhnau, respectievelijk 48 en 25 jaar ouder dan Bach, zijn in de eerste plaats bekend om hun klaviermuziek, maar hebben evenals Bach een groot aantal vocale werken op hun naam: dat de kerkmuziek-activiteit van een organist niet tot zijn eigen instrument beperkt bleef was (en is) een gangbare praktijk.

Koor en orkest van de Bachvereniging brengen de drie Magnificais onder de als altijd geestdriftige leiding van Ton Koopman voorbeeldig tot klinken. Het drie jaar geleden geformeerde koor, waarin de verschillende stemgroepen in het verleden nog niet volkomen in balans waren, is nu werkelijk een evenwichtige, hechte groep geworden. Niet minder verzorgd is de bijdrage van de vijf solisten. Hoewel er een markant verschil is tussen de heldere, lenige voordracht van de Engelse sopraan Gillian Fisher en de meer dramatisch getinte interpretatie van de Franse mezzo Guillemette Laurens, levert dat, ook in de ensembles, geen enkel bezwaar op.

In dit trio van Magnificats neemt Kuhnaus compositie niet werkelijk de middenpositie in. Het met triomfantelijk trompetgeschal en fraaie vocale fiorituren opgeluisterde werk staat zowel stilistisch als chronologisch dichter bij Bach dan bij het bondige, sobere Magnificat van Buxtehude, waarin de tekstvoordracht nog niet zo zwaar onderworpen is aan de geëlaboreerde rhetorische procedures van de late Barok. In het monumentale werk van Bach vinden die procedures hun gestroomlijnde culminatie.

Maar de muziek van zijn voorgangers is bepaald niet alleen interessant als vergelijkingsmateriaal. Het is dan ook jammer dat in dit betrekkelijk korte programma de lijn naar het verleden niet wat verder doorgetrokken is, bijvoorbeeld naar Schütz en Monteverdi. Het getal drie blijft ook bij de Bachvereniging kennelijk een bijzondere betekenis houden.


© Frits van der Waa 2006