de Volkskrant van 24 juni 1986, Kunst, recensie
OVERDADIGE CONCERTREEKSEN IN HOLLAND FESTIVAL
Elegante Franse muziek naast op effecten beluste Italianen
Schönberg Ensemble: Jolivet, Boulez e.a. Dirigent: Reinbert de Leeuw. In: Concertgebouw, Amsterdam.
Nieuw Ensemble: Cardi, Sciarrino e.a. Dirigent: Ed Spanjaard. In: De IJsbreker, Amsterdam.
Arditti String Trio/Quartet: Bussotti, Cappelli e.a. In: De IJsbreker, Amsterdam.
Zijn we nou zo verwend? Je vraagt je soms af wat er écht bijzonder is aan al die Franse en
Italiaanse concerten die zo rijkelijk door het Holland Festivalprogramma heen gestrooid zijn. De
"kwaliteit" die het Holland Festival-nieuwe stijl zo nadrukkelijk in het vaandel voert hoeft in de
grote stroom niet over het hoofd te worden gezien. Maar die is er door het jaar heen ook, en
verschillende in dit festival gepresenteerde Nederlandse ensembles zijn bovendien niet afkerig van
Franse en zeker niet van Italiaanse nieuwe muziek.
Zo is onbedoeld toch de kwantiteit het opvallendste kenmerk geworden van dit
festivalonderdeel. Je zou er bijna door vergeten dat het Franse programma volledig anders in elkaar zit
dan het Italiaanse: bij de Fransen de historie (van Boulez en Barraqué over Messiaen en Jolivet
terug tot Ravel en Chausson), bij de Italianen de actualiteit. Bij de Fransen één centrum
(Parijs), bij de Italianen de vibraties uit tal van centrumpjes, festivalletjes en particuliere
muziekwinkeltjes.
Een Scelsi Dag en een Italiaanse dag (met pasta) horen bij een festival. Maar de
kwantiteit van het hele aanbod dreigt het zicht op werkelijk bijzondere gebeurtenissen wel te ontnemen.
Neem het fabuleuze optreden dat het Arditti String Quartet zaterdag gaf in de IJsbreker. Zelfs dit
programma, uitgevoerd op torenhoog niveau, had enigszins te lijden onder de druk van het getal. Zeven
strijkers-stukken, verwerk dat maar even. Temeer daar in die zeven stukken alles samengebald leek te
zijn wat zich de laatste vijfentwintig jaar in de Italiaanse muziek heeft afgespeeld.
De ingetogen wellust van Petrassi's Trio, de theatrale effecten van Bussotti's Phrase à trois,
en zelfs de radicale klankkleur-verkenningen van Einzelgänger Giacinto Scelsi zijn nog
betrekkelijk eenduidig. Maar in het werk van de jongere generatie, en met name in het kwartet ...e
l'altro van Mario Garuti komen talloze richtingen, ideeën en technieken in een verwarrende
stortvloed bij elkaar. Het is een strijd tussen dogma en intuïtie, tussen warmbloedigheid en
berekening; perfect afgespiegeld in de vertolkingen van het Arditti Kwartet.
Dit door Irvine Arditti geleide Londense viertal maakte zijn reputatie, die berust op buitengewone
technische capaciteiten en een kameleontisch muzikaal inlevingsvermogen, meer dan waar. De meeste
Italiaanse componisten leggen een voorliefde aan de dag voor bijzondere instrumentale effecten en
technische hoogstandjes. Waar dat bij andere uitvoerenden kan leiden tot opzichtige kunstjes in een
opgelegd pandoer, wordt de artistieke noodzaak daarvan bij een ensemble van het niveau-Arditti Kwartet
opeens onweerlegbaar. Zelfs het nogal snipperige Come i fogli strappati da un album van Gabriele
Manca kreeg in handen van dit ensemble allure.
Minder spectaculair, maar overzichtelijk en op zichzelf ook niet onaantrekkelijk was het
premièreprogramma dat het Nieuw Ensemble daags tevoren in wisselende bezetting liet horen. Aan
de hand van vijf nieuwe stukken werd de grote diversiteit binnen het Italiaanse componeren nog weer
eens aangetoond. Een van de uitersten vormt Salvatore Sciarrino's in opdracht van het Holland Festival
geschreven Esplorazione del bianco II, een aforistisch kwartet waarin fluit, basklarinet, viool
en gitaar een eigenaardige, maar consistente klankwereld van zacht snorkende, ploppende en tikkende
geluiden opbouwen. Lijnrecht daartegenover stond een werk als Fables, that time invents van
Alessandro Melchiorre, een even pretentieuze als oninteressante aaneenschakeling van overgecompliceerde
krachttoeren.
Zowel Filigrana van Mauro Cardi en Onda sonante van Luca Francesconi vertrekken vanuit
een evocatief, uit weelderige klanken opgebouwd gegeven, dat vervolgens steeds verder wordt
geabstraheerd, maar de uitwerking is volkomen verschillend: terwijl Cardi een listig spel met
notenpatronen speelt, ontwikkelt Berio-leerling Francesconi een meerlagige klankstroom vol
oorstrelende, gloeiende harmonieën.
Visitekaartjes
De verleiding om de Franse en Italiaanse concertreeksen te beschouwen als leidraad voor een
vergelijking tussen de twee muziekculturen is groot, maar de vergelijking gaat niet op. Weliswaar
worden beide volgens eenzelfde formule belicht, in een breed opgezette reeks concerten, vaak door
dezelfde ensembles en in dezelfde zalen. Maar dat de presentatie van de Franse muziek (als uitvloeisel
van de manifestatie La France aux Pays-Bas) meer het karakter heeft van een mooie collectie
oudere visitekaartjes zegt al veel. De Nieuwe Fransen zijn vrijwel onzichtbaar.
Tegenover de (in de smoorhete IJsbreker ook lijfelijk voelbare) hitte van de Italiaanse muziek stond
bij het Schönberg Ensemble in het Concertgebouw de koele, wat afstandelijk-elegante zienswijze
waaraan Franse componisten de muzikale emotie hebben onderworpen.
Drie werken uit de jaren vijftig, de Improvisations sur Mallarmé I en II van
Pierre Boulez en Séquence van Jean Barraqué, vormden de kern van dit Franse
programma, aangevuld met Jolivets Rhapsodie à sept, Boulez' nieuwe (korte) Dérive
uit 1984, en toepasselijk gekozen Trois Poèmes de Stephane Mallarmé
van Ravel. Voor de Amerikaanse sopraan Catherine Gayer, die de ziek geworden Dorothy Dorow verving, was
de ongewoon moeilijke vocale partij in de beide Improvisations bijna te veel gevraagd, maar haar
gevoel voor atmosfeer compenseerde dat ruimschoots.
Elegantie bepaalt de sfeer zowel in Ravels Mallarmé-toonzettingen als in Boulez' eclatante,
metalig geïnstrumenteerde muziek en de bonte, opzwepende muziek van Jolivet. De heftige erupties
in Barraqué's Séquence, gecomponeerd in 1950-55, zijn duisterder en zwaarder op de
hand niet voor niets gebruikte hij hier teksten van Nietzsche. Door de dramatische interpretatie
van Lucia Meeuwsen en de volledige inzet van het Schönberg Ensemble dringen de ongrijpbare,
moeilijk toegankelijke structuren toch onontkoombaar hun duistere lading op.
© Frits van der Waa 2006