Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 20 september 1986, Kunst, reportage

Brant leert instant componeren

AMSTERDAM - Henry Brant is er weer. De 73-jarige Amerikaan, wiens muziek bij het Holland Festival 1984 insloeg als een bom, heeft de afgelopen maand menigmaal van zich laten horen, onder andere met het concert voor duizend stemmen op de Amstel. Brant leidt nu, als afsluiting van zijn verblijf in Nederland, een workshop over spatial music in de IJsbreker, waar de bejaarde muziekfaun met zijn honkbalpet en joggingbroek inmiddels een huisvriend is geworden.

De workshop wordt opgeluisterd met concerten: een Brant-programma, getiteld All Souls' Carnival, toonde opnieuw de duizelingwekkende inventiviteit, de vaste greep op de muzikale materie en de onverwachte kwinkslagen van de "Haydn van de hedendaagse muziek", zoals Brant destijds in deze krant betiteld is. Maar het publiek vergeet snel, want de opkomst was magertjes. In een tweede concert, een programma met liederen van Charles Ives, brachten Brant en Michael Ingham gisteren een hommage aan de grootvader van de Amerikaanse muziek, die tevens de grondlegger was van de door Brant tot huisstijl verheven "spatial music".

Voor de tien musici en componisten die aan de workshop deelnemen is er ogenblikkelijk werk aan de winkel. Het eigenlijke onderwerp is "instant composition", het direct-klaar-componeren. "Spatial music", het verspreiden van de musici over de ruimte, is een hulpmiddel om de duidelijkheid te vergroten.

Brant steekt meteen van wal: "Instant composition is voorzover ik weet de snelste manier van componeren. Het is geen geïmproviseerde muziek, al komen er wel improvisatie-elementen bij kijken. Er is een duidelijke test: je moet het stuk twee keer kunnen spelen, anders is het geen componeren."

Bij Brants werkwijze is de volgorde van de besluiten tegengesteld aan wat gebruikelijk is bij componeren. "In de meeste muziek gaat men er vanuit dat toonhoogte het belangrijkst is. Maar dikwijls maken klankkleur, articulatie en geluidssterkte een veel grotere indruk. Bij instant composition komt de orkestratie eerst, daarna pas de muziek."

De methode is praktijkgericht. Eerst bekijkt Brant hoe hij de beschikbare instrumenten zo effectief mogelijk kan exploiteren, (in dit geval een gecompliceerde kwestie, omdat veel deelnemers meer dan één instrument beheersen) en maakt aan de hand daarvan een ruimtelijke opstelling. De opzet is om met een beperkt instrumentarium toch orkestrale effecten te bereiken. Daarna wordt beslist over de volgorde waarin de verschillende ingrediënten gebruikt worden, en tenslotte over de feitelijke karakteristieken van het notenmateriaal: hard of zacht, hoog of laag, staccato of legato.

Brant sleept meteen ijverig instrumenten de zaal in om zijn manier van werken te illustreren. Geruime tijd schuift iedereen piano's en slagwerk heen en weer. De blazers worden na veel bedisselen boven in de zaal neergezet. "Een goede opstelling maken kost veel tijd. Je zult merken dat je niet alle instrumenten tegelijk kunt gebruiken, omdat sommige dan overstemd worden. Dat vind ik een verspilling van goede klanken. Mag ik nu drie vrijwilligers voor de percussie?" Er zijn meer instrumenten dan spelers, dus ook de verslaggever wordt achter de vibrafoon gezet.

De componist is tevens de dirigent. "Jij bent de componist, dus zul je moeten uitleggen hoe je stuk werkt en ervoor zorgen dat ze doen wat je wilt. Aan het werk nu. We nemen een kwartier pauze, kom daarna met een stuk."

Aanwijzingen

De eerste probeersels zijn verrassend gevarieerd. De deelnemers hebben achtergronden die uiteenlopen van pop tot klassiek, maar het is duidelijk dat ze ervaring hebben en zelfs met heel globale aanwijzingen een persoonlijk getint resultaat weten te boeken. Vooral de improviserende musici in het gezelschap komen direct met afgeronde, heldere plannen. De componisten zijn dikwijls ambitieuzer, en maken het te ingewikkeld om de zaken goed in het hoofd, te houden.

Toch lijkt de muziek nog te veel op improvisatie. Brant dringt er op aan om de ideeën zo helder mogelijk te formuleren: "We hebben het niet over instant improvisation. Compositie wil zeggen dat de componist de zaak volledig onder controle heeft, ook al schrijft hij geen vaste noten voor."

"In mijn hoofd klonk het toch anders", zegt een van de aankomende instant-composers een tikje teleurgesteld. "Ja, de instrumenten zijn de werkelijke wereld, en daar hebben we ons om te bekommeren", grijnst Brant, "maar voor een eerste keer was het niet gek. Het stuk duurde vijf minuten en het heeft je ongeveer een half uur gekost om het in te studeren."

Dat moet sneller. Voor het slotconcert, dat vanavond gegeven wordt door de deelnemers zelf, bijgestaan door het Gijsbrecht van Aemstel Kwartet, is ternauwernood zes uur repetitietijd beschikbaar. Om tijdrovende changementen te vermijden wordt besloten voor elk stuk dezelfde opstelling aan te houden.

De zin van zo'n ruimtelijk arrangement van groepen musici wordt duidelijk in de chaos die een van de deelnemers ontketent wanneer hij naast elkaar zittende musici ritmes uit verschillende idiomen toedeelt. "Je haalt Beethoven en Stravinsky door elkaar", luidt Brants commentaar. "Houd Beethoven liever beneden en zet Stravinsky boven in de zaal."


© Frits van der Waa 2006