de Volkskrant van 18 november 1986, Kunst, recensie
Die Vögel van Boerman van wisselvallig gehalte
Concert: Janssen, Feldman, Xenakis, Boerman. Uitvoerenden: Koor Nieuwe Muziek, Xenakis Ensemble,
Geoffrey Madge, piano. Dirigent: Huub Kerstens. In: Concertgebouw, Amsterdam.
Die Vögel, Jan Boermans grootschalige compositie voor koor, vier koperblazers en
elektronische geluiden, is zaterdag, in de grote zaal van het Concertgebouw, voor het eerst integraal
uitgevoerd.
Het viel tegen. Het kost moeite om dat op te schrijven, want ik heb tot nog toe alles wat Boerman
maakt fantastisch gevonden: zijn zuiver elektronische werk, zijn muziek voor tape in combinatie met
live gespeelde muziek, en ook zijn studies voor twee piano's. De tover van Boermans werk ligt in
de emotionele spanning en de huiveringwekkende schoonheid waarmee hij de anders zo hermetische wereld
van de elektronische klank weet te bezielen. De nu 63-jarige grootmeester bedient zich gewoonlijk van
twee gereedschappen: de ene is de elektronische studio, de andere een eigen compositiemethode,
gebaseerd op de gulden snede-verhouding. Het zijn opvallend rationele instrumenten voor de romanticus
die Boerman in wezen is. Maar ik denk dat juist die tegenstrijdigheid zijn muziek altijd zo'n volmaakt
evenwicht verleende.
Het wisselvallig gehalte van Die Vögel wordt waarschijnlijk verklaard doordat Boerman
zichzelf de vrijheid heeft gegund om zonder methode te werken. Hij baseerde zich op twee gedichten,
Die Vögel van Robert Hamerling, en een fragment uit Mnemosyne van Friedrich
Hölderlin. De eerste twintig minuten van het werk zijn eerder dit jaar twee keer uitgevoerd en
bevredigden al niet erg. De twijfel is, helaas, bevestigd door de volledige, drie kwartier durende
versie.
Er is veel prachtigs te horen, dat wel.
De opening is veelbelovend met Varèse-achtige raketmotieven in het koper, een
indrukwekkend uitdijende koorklank, en een abrupte overgang naar flonkerend elektronisch geluid.
Bovendien heeft de uitvoering aanzienlijk aan kracht en reliëf gewonnen. Maar de fascinatie houdt
niet aan. Geleidelijk aan komen er meer slappe passages voor in de aaneengeregen structuur van het
stuk. Het harmonisch vocabulaire is beperkt en heeft op den duur te weinig spankracht. De
tekstuitbeelding is dikwijls naief. De ritmische behandeling van de tekst, van meet af aan al
lichtelijk oubollig, wordt aan het slot, een monotoon gescandeerde passage voor spreekkoor, domweg
fantasieloos. Zelfs de elektronische tapes, toch Boermans sterkste kant, wekken daar de indruk dat de
componist geen puf meer had.
Het begin dit jaar gevormde Koor Nieuwe Muziek, dat grotendeels uit gevorderde amateurs bestaat, liet
horen dat het over jonge, stralende stemmen beschikt. Maar in het behaaglijk idioom. dat Boerman in
zijn koorpartituur hanteert zijn de specifieke problemen van de eigentijdse muziek grotendeels afwezig.
Guus Janssens Zonder en Morton Feldmans Christian Wolff in Cambridge stellen hogere eisen,
waartegen het koor nog niet volkomen opgewassen blijkt. Zonder, op een (vertaalde) tekst van
Beckett, heeft een vreemde brokkelige structuur, waarin het muzikaal proces versnipperd wordt over de
verschillende stemmen. Het is een compositie met mogelijkheden, al realiseert het koor voornamelijk nog
de stroefheid van Janssens stijl, en niet de elegantie, die er een even karakteristiek bestanddeel van
is. De sfeer van Feldmans muziek werd beter getroffen, ondanks de zwemmerige intonatie van de
fluisterende akkoorden waaruit ze is opgebouwd.
Het Koor Nieuwe Muziek heeft voor februari en maart een aantal stukken van Iannis Xenakis op de
agenda staan. Dat lijkt me wel erg veel hooi op de stemvork.
© Frits van der Waa 2006