de Volkskrant van 27 november 1986, Kunst, recensie
Messiaens Turangalîla is bovenzinnelijk suikerwerk
Concert: Messiaen (Turangalîla-symfonie). Solisten: Yvonne Loriod, piano; Jeanne Loriod,
ondes martenot. Dirigent: Reinbert de Leeuw. In: Koninklijk Conservatorium, Den Haag. Herhaling:
Amsterdam, 26 november.
Een stormachtige ovatie barst los en het publiek schiet eensgezind uit de stoelen. Er is
één luisteraar, midden in de zaal, die blijft zitten. Een kleine, gebogen man,
grijsomkranste schedel, vlinderdas, dikke brilleglazen, gevat in zwart, zwaar montuur.
Zeven kwartier heeft hij stil zitten luisteren, meelezend in de partituur. Hij moet zijn
Turangalîla-symfonie al talloze malen gehoord hebben sinds hij er in 1948 de laatste hand
aan legde. Pas na herhaalde uitnodigingen van dirigent Reinbert de Leeuw komt hij naar voren en
bestijgt met een stralende glimlach het podium.
Olivier Messiaen, ornithologue et rythmicien, zoals hij zich noemt, is met zijn 77 jaar een
van de oudste nog levende grote componisten. Tot het eind van deze maand is hij te gast in het Haagse
Conservatorium, ter gelegenheid van een twee weken durend Messiaen-project.
De uitvoering van de Turangalîla-symfonie door het Conservatoriumorkest onder De Leeuw
is in dit project het meest ophefmakende evenement. Vanavond wordt het concert herhaald in het
Amsterdamse Concertgebouw.
De Turangalîla-symfonie is geïnspireerd op de thematiek van Tristan en Isolde, de
allesverzengende liefde die tot over de dood heen reikt. Bij Messiaen, een even rooms als revolutionair
componist, wordt dat gegeven geabstraheerd tot een bovenzinnelijke mystieke ervaring, een soort
versmelting van katechismus en Kama Sutra.
Het werk eist een onvoorwaardelijke overgave. Wie weigert zich mee te laten slepen komt in dit
feestgelag op een droogje te zitten. Ik weet er geen raad mee. Datgene waar Wagners Tristan vijf
uur voor nodig had bereikt Messiaen met zijn tiendelige orkestrale eruptie in nog geen twee uur: een
gevoel van totale uitputting en murwgeslagen zintuigen.
Messiaen is er bewust op uit om te overrompelen en te verrukken. Maar zijn klankweelde is, hoe
transparant ook, zo massief en pompeus, de orgelende litanie van telkens weerkerend thematisch
materiaal zo hardnekkig dat de werking al gauw verstikkend wordt. Zelfs de meest getourmenteerde
passages zijn overgoten met een zoetig suikerlaagje. Als deze muziek eetbaar was, zouden de tandartsen
en bloc op een verbod aandringen.
Toch kan ik er niet omheen: de Turangalîla is immers een schepping van historische
betekenis en het werk van een muzikaal genie, een ongeremde zwerftocht door een heelal vol zuigende
zwarte gaten en stralende supernova's. Elke maat is een klein wonder van orkestratie. Messiaen
ontketent de oerkrachten van Stravinsky's Sacre, troetelt het oor met vogelgeluiden, gedrenkt in
dromerig Hollywood-parfum, en bezweert de tijd met in elkaar grijpende, rituele slagwerkformules.
Het Messiaense universum bevat in de uitvoering door het Conservatoriumorkest nog een nevelige
strijkersklank, maar krijgt desondanks onder de extatische directie van Reinbert de Leeuw een enorme
precisie en zeggingskracht. Een warmer pleidooi had de maitre zich niet kunnen wensen.
© Frits van der Waa 2006