de Volkskrant van 16 januari 1987, Kunst, recensie
Ruyneman als oude knar toch bij de tijd
Daniel Ruynemanproject: kamermuziek van Daniel Ruyneman. Uitvoerenden:
Kees Wieringa. Laura Tammeling, e.a. In:
De Unie, Rotterdam. Herhaling: Delft (24/1), Amsterdam (2/2). Radio: 29 januari, Radio 4.
Na de Notenkrakersrel van 1969 heeft Nederland jarenlang geen muziekverleden meer gehad. Alle oude
knarren werden aan de dijk gezet. Vroeger was dood.
Nu de kruitdampen van de revolutie zijn opgetrokken, begint men in de gaten te krijgen dat er, zoals
bij iedere beeldenstorm, meer beschadigd is dan nodig was. Zo was voor het oeuvre van Daniel Ruyneman
de schroothoop een onverdiende eindbestemming, al was het alleen maar omdat deze componist tot aan zijn
dood in 1963 geijverd had voor de moderne muziek.
Met een Ruyneman-project, dat lezingen, een tentoonstelling en een reeks concerten omvat, is nu
nieuw licht geworpen op deze merkwaardige kameleontische persoonlijkheid. Het project wordt uitgevoerd
door een groep musici uit Groningen, waar Ruyneman, die overigens het grootste deel van zijn leven in
Amsterdam werkte, in de jaren twintig actief was. In het najaar wordt in een soortgelijk project
aandacht geschonken aan Ruynemans tijdgenoot Jan Ingenhoven.
Ruyneman was in zijn tijd een geziene figuur. Zijn vele bestuurlijke en organisatorische activiteiten
zijn voor het Nederlandse muziekleven van grotere betekenis geweest dan zijn muziek. Maar dat kwam ook
doordat hij soms zijn eigen belangen te veel wegcijferde.
Ruyneman is vooral bekend geworden door twee composities met opvallende klankkleurvernieuwingen. In
zijn koorwerk De Roep, uit 1918, introduceerde hij een vocaliserend, tekstloos gezang. Uit
hetzelfde jaar stamt zijn Hieroglyphen, dat nog wel eens wordt uitgevoerd, een tinkelend,
oriëntaals getint miniatuurtje, met een eigenaardige bezetting: drie fluiten, celesta, harp,
piano, twee mandolines, twee gitaren en "cupbells" (een zelf ontworpen instrument).
Het kamermuziekprogramma in dit Ruyneman-project biedt maar een beperkt beeld van een componist die
ook verschillende orkestwerken en een opera naar De gebroeders Karamazov op zijn naam heeft.
Toch geeft het een goede indruk van de soms sprongsgewijze evolutie waartoe Ruynemans drang om bij de
tijd te blijven leidde.
Ruyneman absorbeerde in zijn werk achtereenvolgens de dweperige laatromantiek, de
klankkleurverfijningen van het impressionisme, en een Stravinskiaans neo-klassicisme. Het is
merkwaardig dat uit zijn oeuvre, ondanks de vele gedaanteverwisselingen, toch nog een eigen, zij het
grillige en onstandvastige persoonlijkheid naar voren komt. De verschillende liedercycli in het
programma, met toewijding voorgedragen door sopraan Laura Tammeling en pianist Kees Wieringa, de
initiator van het project, wijzen erop dat Ruyneman het best overweg kon met korte, pregnante aforismen.
Aan het eind van zijn leven ging Ruyneman over tot het gebruik van seriële technieken. Tussen
de jaren 1958 en 1961 leidde dat tot vier composities, getiteld Réflexions. Het tweede
stuk uit deze reeks wordt in dit project voor het eerst uitgevoerd. In weerwil van de (alweer)
zonderlinge combinatie van fluit, altviool en gitaar, is het een futloos stuk. Ten langen leste heeft
zich hier het vocabulaire meester gemaakt van de individualiteit van de componist.
© Frits van der Waa 2006