de Volkskrant van 3 maart 1987, Kunst, recensie
Aankomend maestro Kieft brengt kruidige Weill-composities
Eisler, Weill en Dessau van het Radio Blazers Ensemble onder leiding van Roland Kieft.
Waalse Kerk, Amsterdam.
"Veelbelovend", luidt het cliché.
Maar de 26-jarige dirigent Roland Kieft, aan wie vorige week de Perspectiefprijs van de Stichting
Aanmoedigingsfonds voor de Kunsten werd uitgereikt, heeft niets van de prilheid die je daarmee
associeert. In de afgelopen jaren heeft hij zijn talent al meermalen bewezen met gastdirecties bij
verscheidene orkesten. "Vroegrijp", dat lijkt er meer op.
Kieft oogt in alle opzichten als een jongere editie van Edo de Waart, bij wie hij geruime tijd als
assistent heeft gewerkt. Dat geldt niet alleen zijn uiterlijk, maar ook zijn robuuste (maar niet in de
eerste plaats op uiterlijk effect afgestemde) directiestijl. Ook Kieft wekt de indruk in welk
kostuum dan ook of hij met opgerolde hemdsmouwen staat te dirigeren. En dat met een
onberispelijke techniek zoals Kieft die zonder twijfel heeft geperfectioneerd tijdens zijn
lessen bij Bernstein en andere dirigenten van naam in het Amerikaanse Tanglewood.
Eergisteren leidde de aankomende maestro in de Amsterdamse Waalse Kerk het Radio Blazers
Ensemble, waarvan hij sinds 1985 de vaste dirigent is. Een dirigentschap bij dit gezelschap, dat
gevormd wordt door radiomusici, maar formeel onafhankelijk van de omroeporganisaties opereert, is vaker
het begin geweest van een geslaagde carriére.
Zware kost bevatte dit Berlijnse programma (het tweede in serie van drie onder het motto Uitblazen
in de Waalse Kerk) nauwelijks, met werk van Eisler, Dessau en Weill. Twee stukken van Kurt Weill de
Kleine Dreigroschenmusik en het zelden te horen Vioolconcert op. 12 bieden een
Kieft niettemin de gelegenheid te tonen wat hij in zijn mars heeft. De kamermuziek van Eisler en Dessau
kon het zonder dirigent stellen.
Hanns Eisler, Kurt Weill en Paul Dessau staan vooral bekend als "politieke" componisten, als gevolg
van hun samenwerking met de toneelschrijver Bertolt Brecht. Dikwijls vergeet men daardoor dat ze ook in
hun noten alleen nog wel wat te vertellen hadden.
Alle drie werden ze in 1933 om hun communistische sympathieën door het Nazi-regime uitgespuugd,
en namen de wijk naar de Verenigde Staten. Toen de oorlog voorbij was bleken Eisler en Dessau daar
om precies dezelfde reden minder welkom en vertrokken naar Oost-Duitsland. Weill bleef in
Amerika, en werkte tot zijn dood in 1950 hoofdzakelijk aan Broadway-produkties.
Eislers Divertimento voor blaaskwintet stamt uit 1923 en is geschreven in een
expressionistisch, bijna-atonaal idioom, waarvan de componist overigens later uitdrukkelijk afstand nam.
Desondanks is het onderhoudende muziek met zijn trippelende motiefjes, en zijn bonte, stuwende, ritmiek.
Dessaus Die sieben Schwestern, op een ideologisch verantwoorde tekst van de Chinese dichter
Tuan Mu Hung Liang, is geschreven voor de ongewone combinatie van sopraanstem, klarinet en twee
gestemde trommels. Aanvankelijk zinspeelt de reciterende vocale lijn op de volksmuziek van het
Midden-Oosten, maar gaandeweg nemen westerse liedstructuren de overhand. Een effectrijke compositie,
waarvan de zeggingskracht overigens evenzeer voortkwam uit de stralende vertolking van sopraan Marianne
Blok.
Het Vioolconcert, dat Kurt Weill op zijn 24ste schreef, wijkt met zijn dissonante stijl sterk
af van de Dreigroschenoper, waarmee de componist zo bekend (zeg maar gerust populair) is
geworden. Toch zijn er in de kleurrijke instrumentatie en in sommmige hoekige melodielijnen raakpunten
te bespeuren. Het is een over-virtuoos stuk met fraaie passages, maar ook met inzinkingen. Daar kon
noch Kieft, noch solist Alexander Barantschik iets aan doen. Kieft slaagde er echter wel in de grote
lijnen zoveel richting te geven dat de muziek goeddeels over de hindernissen heengestuwd werd.
Juist in Weills Kleine Dreigroschenmusik, het programma-onderdeel waarvan het succes bij
voorbaat vaststond, verraste Kieft door zijn punctuele, uitgebalanceerde interpretatie. Het is van
zichzelf pittige muziek, maar hij weet haar juist die kruidigheid te verlenen die het kenmerk van de
goede smaak is. Met de losse slag van de ballroom-dirigent, waar nodig afgewisseld met de
strakke discipline van een onverbiddelijke Kapellmeister, bereikt hij gedetailleerd afgewerkte
dynamische verhoudingen en sprankelende tempo-nuances.
Deze muziek dwingt tot opereren op de scherp getrokken grenslijn tussen overmatig effectbejag en
plichtmatige reproductie. Kieft vindt dat evenwicht, eenvoudigweg door zich in dienst van de noten te
stellen. Dat is niet zo vanzelfsprekend als het lijkt.
© Frits van der Waa 2006