de Volkskrant van 23 maart 1987, Kunst, recensie
C-SERIE TUSSEN WAL EN SCHIP
Klein ensemble beter thuis in modern werk
Xenakis-programma door het Koor Nieuwe Muziek en het Xenakis Ensemble o.l.v. Huub Kerstens. In het
Concertgebouw, Amsterdam.
Takemitsu, Messiaen en Janacek, door het Concertgebouworkest o.l.v. Kent Nagano. In het Concertgebouw,
Amsterdam.
Moderne muziek in het Concertgebouw. Is dat nog wel de moeite waard om regen en wind te trotseren?
De twee programma's in de Amsterdamse muziektempel, respectievelijk een Xenakis-special en de moderne
C-serie, verschilden weliswaar radicaal van elkaar, maar hadden met elkaar gemeen dat het publiek het
liet afweten.
Vooral het Xenakis-programma. georganiseerd ter gelegenheid van de 65ste verjaardag van de Griekse
componist, had beter verdiend. In Gmeeoorh laat organist Klaas Hoek, geassisteerd door twee hard
werkende registranten, een regiment cavalerie door het orgel van het Concertgebouw razen. Slagwerker
Johan Faber doet met zijn opzwepende, theatrale interpretatie van Psappha de grote zaal op zijn
grqndvesten schudden. En het Koor Nieuwe Muziek bewijst in de suite Oresteia zich uitstekend te
kunnen handhaven in de ruige, archaïsche klankwereld die Xenakis uit het drama van Aeschylos
gedistilleerd heeft. Tegen het instrumentale geweld van het Xenakis Ensemble is het koor minder goed
bestand. Dat is een kwestie van aantal: het koor, dat vorig jaar werd opgericht, bestaat nu uit circa
zestig amateurzangers, maar zou volgens de opzet honderd leden moeten tellen.
Het contrast tussen dit Xenakis-concert en het moderne programma van het Concertgebouworkest
illustreert treffend hoe de eigentijdse muziek in ons cultuurbestel tussen wal en schip dreigt te
belanden. Gespecialiseerde gezelschappen als het ASKO-, het Schönberg-, en het Xenakis-ensemble
kampen met beperkte financiële en publicitaire middelen, terwijl veel orkesten juist worstelen
met de noodzaak iets aan het eigentijdse repertoire te doen.
Vooral het Concertgebouworkest kwijt zich op een onbeholpen manier van deze taak. Daar benadert men
de eigentijdse muziek al jaren met de traditionele programmaformule: Ouverture, concert met Solist,
grote Symfonie. Een keurslijf dat slecht past, met alle gevolgen van dien. De meest recente en
ongelukkige ingreep is de koppeling van de moderne C-serie aan andere series. De muziek van nu lost
daardoor geleidelijk op in het meer orthodoxe repertoire. Niks op tegen, maar doe het dan met verstand.
De programma's brengen nu twee moderne stukken, na de pauze gevolgd door een even respectabel als
gematigd vroeg twintigste-eeuws werk, dat met het voorafgaande absoluut niets te maken heeft.
Zo vormde Janaceks Sinfonietta donderdag een feestelijke, maar volkomen ontoepasselijke
afsluiting van een Japans getinte inleiding, bestaand uit Takemitsu's A flock descends into the
pentagonal garden en de Sept haïkaï van Olivier Messiaen. De daarvoor
geïnviteerde dirigent was in dat opzicht adequaat gekozen: Kent Nagano, een Amerikaan van Japanse
afkomst, die onder andere zijn sporen verdiend heeft als dirigent van Messiaens opera St. François
d'Assise. Hij heeft al bij verscheidene Nederlandse orkesten gastdirecties vervuld, waarbij hij
vooral opviel door zijn gedisciplineerde interpretaties van grootschalige, exuberante werken.
Bij het Concertgebouworkest. waarmee hij in dit concert voor het eerst optrad, haalt hij nog niet
het onderste uit de kan, en in het werk van Janacek viel het hem kennelijk moeilijk de al te gretig
voortijlende koperblazers in te tomen. Maar in de modernere stukken beweegt hij het orkest tot alert
musiceren. Met name Messiaens Japanse schetsen, met hun complexe klankmozaieken, krijgen onder zijn
handen een hermetische en toch transparante uitvoering.
Ondanks Nagano's bekwaamheid en de inzet van het orkest blijkt het eigentijdse repertoire bij de
gespecialiseerde kleinere ensembles toch in betere handen. Zij zijn vergeleken met de logge
orkestapparaten enthousiast en flexibel en kunnen doordachte programma's met een kop en een staart
bieden. Temeer nu er in dat circuit een krachtenbundeling op gang is. Dit seizoen al bracht een aantal
gespecialiseerde ensembles een overigens slecht lopende serie "Proms" in Paradiso, en na
de zomer stoten het ASKO- en het Schönberg Ensemble met hun "Nieuwe Serie" door naar een viertal
grootstedelijke podia, waaronder het Concertgebouw.
Dat levert aardige visioenen op. Het Amsterdamse publiek loopt weer warm voor de nieuwe muziek. De
C-serie brengt voortaan Mahler en Strauss. En het Concertgebouworkest mag alleen nog maar over
eigentijdse muziek meedenken als het wordt uitgenodigd om nog eens zo'n groot werk als Berio's
Formazioni uit te voeren.
© Frits van der Waa 2006