de Volkskrant van 6 april 1987, Kunst, recensie
Westduitser Rivinius winnaar van Schevenings celloconcours
SCHEVENINGEN - Het Scheveningen Internationaal Muziek Concours is gewonnen door de jongste van de vier
finalisten, Gustav Rivinius. De 21-jarige Westduitser mat in de twee avonden durende eindstrijd zijn
krachten met de Oostenrijkse Johanna Picker (tweede), de Engelsman Richard Lester (derde) en de
Tsjechische Michaela Fukacova (vierde prijs).
De finalisten speelden elk een solostuk naar keuze, een werk met orkest, waarbij gekozen mocht
worden uit twaalf beroemde repertoirestukken, en het verplichte werk, Le Songe du Vergier, dat
speciaal voor dit concours werd gecomponeerd door Hans Kox. Behalve de hoofdprijs, die bestaat uit een
bedrag van 30 duizend gulden, plus een aantal engagementen behaalde Rivinius tevens de extra prijs van
vijfduizend gulden, die was uitgeloofd voor de beste vertolking van het werk van Kox.
Het oordeel van de jury, een zevental cellisten uit binnen- en buitenland, voorgezeten door
oud-KRO-man Manus Willemsen, wijst er op dat de waardering voor een smetteloze uitvoering en een
bevlogen interpretatie gelijk gewicht in de schaal gelegd hebben. Rivinius werd hier en daar
geëvenaard of zelfs overtroffen door zijn rivalen, maar was uiteindelijk degene die het evenwicht
tussen techniek en muzikaliteit het meest standvastig bewaarde.
Met zijn bebrilde, wat stuurse gelaatstrekken doet de jonge musicus sterk denken aan Clark Kent, het
alter ego van de stripfiguur Superman. Zijn prestaties zijn niet minder wonderbaarlijk, maar niet
zozeer door energie of spierkracht. Al in de zeer veeleisende Trois strophes sur le nom de Sacher
van Henri Dutilleux, waarmee hij zijn optreden opende, toonde hij zich een meester in flitsend, maar
intiem en licht klinkend spel, met een rijke toon, die hij tot in de hoogste regionen gaaf en discreet
weet te houden. Ook in Dvoraks celloconcert, dat hij met vuur te lijf ging, bleek hij zich vooral thuis
te voelen in de tere, innig kwelende passages.
Rivinius had evenwel in de 22-jarige Johanna Picker nog een formidabele tegenstander. Zowel Kox'
Songe du vergier als het eerste deel van Kodály's Solo Sonate kregen bij de
Oostenrijkse celliste een dramatische zeggingskracht, die Rivinius' interpretaties, met al hun solide
fijngevoeligheid, ontbeerden. Maar de onzekere, gespannen start die Picker maakte in Prokofjefs
Symphonia Concertante moet haar noodlottig zijn geweest. Na een wiebelig neergezette
openingsmelodie wist ze haar zelfvertrouwen niet dan moeizaam, en ten koste van een aantal te laag
geïntoneerde noten, te herwinnen.
Picker was ook de enige die in de de compositie van Hans Kox het Residentie Orkest zodanig
inspireerde dat het stuk redelijk uit de verf kwam. Uiteraard heeft Kox in zijn Le Songe du Vergier
in de eerste plaats een heel arsenaal aan technische cello-hoogstandjes verwerkt, maar van het dun
geïnstrumenteerde orkest, dat een rapsodische dialoog met de solist voert, verwacht hij ook enig
raffinement.
Maar dat was bij het Residentie Orkest, aangevoerd door Othmar Mágá, ver te zoeken.
Voor alle vier de finalisten was de orkestbegeleiding eerder een blok aan het been dan een ondersteuning.
Mágá dirigeert met veel bombarie en tierlantijnen, maar lijkt er niet erg van gediend te
zijn zich door een solist de wet voor te laten schrijven. Dvoraks celloconcert, waarop behalve Picker
alle kandidaten hun keus hadden laten vallen, gaf hij tot driemaal toe dezelfde zielloze behandeling,
hevig ontsierd door bot knallende tutti-passages en valse houtblazers-akkoorden.
Met name Richard Lester , wiens spel wordt gekenmerkt door een dromerige extase en een fraaie,
ietwat afgedekte toonvorming, had daaronder te lijden. Hoewel hij in Hindemiths Solosonate bewees
een uitstekend interpreet te zijn, vergde de dubbele belasting (moeilijke noten en meningsverschillen
met Mágá) in het Dvorak-concert te veel van zijn uithoudingsvermogen. Met grote
inspanning bleef de 27-jarige Engelsman op koers, maar hij bereikte de slotmaat niet zonder slagzij.
Dat hij toch nog een derde plaats in de wacht sleepte was voor menigeen een verrassing, vooral voor
Michaela Fukacova. De 28-jarige celliste uit Tsjechoslowakije, die in afgelopen jaren al bij enkele
concoursen in de prijzen is gevallen, moet op een hogere eindklassering gerekend hebben, en die had ze
wat mij betreft ook wel verdiend met haar elastisch spel, haar grote technische beheersing en haar
warme boventoonrijke geluid. De teleurstelling was haar aan te zien, maar ze slikte de bittere pil
(toch nog vijfduizend gulden) met opgeheven gelaat, dat alleen tijdens de bijbehorende omhelzing van
Philips~bestuurder Kuypers even uit de plooi raakte.
Wanneer er weer een celloconcours gehouden wordt staat nog niet vast. Volgend jaar komt in
Scheveningen eerst de dwarsfluit aan bod, en zelfs dat hangt nog af van de goede gaven der sponsors.
Maar het competitie-element oefent zowel op het bedrijfsleven als op de omroep een duidelijke
aantrekkingskracht uit. En het niveau dat nu gehaald is, maakt het alleszins aannemelijk dat volgend
jaar opnieuw een keur van jonge musici niet alleen met moeilijke noten en stijgende zenuwen te kampen
zal hebbben, maar ook met rondstommelende cameralieden, en een publiek van statige, smetteloos
gekostumeerde en rijkelijk met colliers behangen dames en heren, dat zelfs tussen de verschillende
delen van een muziekstuk uitbreekt in enthousiaste applaus-salvo's.
© Frits van der Waa 2006