de Volkskrant van 25 mei 1987, Kunst, recensie
Lamans Pancabana spontaan en impulsief
Werk van Pijper, Laman en Van Vlijmen, door het Schönberg Ensemble o.l.v. Reinbert de Leeuw.
In het Koninklijk Conservatorium Den Haag. Herhaling Maastricht, 26 mei.
Wim Laman is een componist die al meermalen blijk heeft gegeven van een onafhankelijke stellingname.
Titels als Canto infernale op tekst van Dante (1978/80), Fleurs du mal (Baudelaire) uit
1981, en Wahnfried oder die Wagnerdämmerung uit 1979 geven aan dat in zijn werk andere dan
puur muzikale gedachten een rol spelen, en dat die gedachten vooral de duistere, verborgen kanten van
de menselijke natuur betreffen.
Laman hanteert een exuberante muzikale taal, waaraan dikwijls een groot orkest te pas komt. Zijn
nieuwste werk, Pancabana, gecomponeerd voor het Schönberg Ensemble, is met een bezetting
van vijf strijkers, vijf blazers, piano en harmonium voor zijn doen een dun bezet werk.
Dun klinkt het anders niet, met zijn massieve klanklagen, waaraan vooral de pianopartij een
belangrijke bijdrage levert. Die partij stelt niet alleen in technisch, maar ook in fysiek
opzicht zulke hoge eisen dat er een mannetjesputter in de persoon van Geoffrey Madge voor moest
worden ingeschakeld, en dat de aanvankelijk voor het vorig seizoen aangekondigde eerste uitvoering een
jaar werd uitgesteld.
Pancabana is een bijnaam van de Bengaalse liefdesgod Kâmadeva en betekent "de
Vijfpijlige". Daarmee refereert Laman aan de belangrijke rol die het getal vijf in zijn stuk speelt.
Maar, zo waarschuwt hij de luisteraar in zijn toelichting, zijn zelfgekozen compositorische spelregels
leiden allerminst tot een rigide invulling van schema's, en ook die oosterse Cupido mag men gerust
buiten beschouwing laten. Energie en intuïtie staan voorop. Pancabana maakt dan
ook een impulsieve, spontane indruk:
De voor Nederlandse componisten zo karakteristieke nuchterheid en helderheid is ook bij Laman te
beluisteren, maar er is meer dan dat. Hardnekkig hamerende, Louis Andriessen-achtige akkoorden dwarrelen
diffuus heen en weer tussen voor- en achtergrond. Complexe massaprocessen en toonwolken worstelen met
voortdurend doorronkende bourdontonen om de voorrang. Het tempo waarin de verschillende structuren
elkaar soms in "harde" montage afwisselen neemt tegen het einde van het stuk snel toe,
tot een laatste klankspiraal uitmondt in een droeve zucht van het harmonium en een nasputterend
opwaarts glissando.
Uiterlijke eigenaardigheden zoals het gebruik van het harmonium, de rinkelbelletjes die de strijkers
tijdens een tremolo-passage in de hand houden, een stuk vlakgum tussen een van de laagste piano-snaren,
of de hoorn, wiens loeiende fortissimo's uit het middendeel nagonzen in het binnenwerk van de vleugel,
doen geenszins gezocht aan. Ze passen juist voortreffelijk bij de andere wonderlijk gloeiende
klankversmeltingen die Laman op een meer orthodoxe wijze bereikt. Een griezelig canonisch duetje tussen
de eerste viool en de piccolo, en pompende strijkersklanken, als van een verre fabriek, zijn daarvan de
meest opmerkelijke staaltjes.
Naast Pancabana speelt het Schönberg Ensemble het Nonet van Jan van Vlijmen en
het Septet van Willem Pijper. Aangenomen dat Pancabana over hartstocht en sensualiteit
gaat (weliswaar een gemakzuchtige interpretatie), dan gaat Pijpers spitse Septet over een
kortstondige verliefdheid en Van Vlijmens stuk, dat komend jaar op de plaat zal verschijnen, over een
langgerekte Liebestod.
© Frits van der Waa 2006