de Volkskrant van 29 juni 1987, Kunst, reportage
Pianola-muziek live verbijsterend
AMSTERDAM - De muzikant is een antieke Bösendorfer-vleugel, aan de onderkant rijkelijk behangen
met snoeren en slangetjes. Onder het toetsenbord zit een la. Daar wordt een rol papier in aangebracht,
er wordt een vrijwel onzichtbaar hendeltje overgehaald, en dan begint het instrument licht te wiegen op
zijn poten.
Opeens beginnen de toetsen driftig te bewegen en stijgen er blikkerige tonen op uit het binnenwerk:
een traag bonkende basmelodie en een menigte krioelende hoge nootjes. De bas versnelt, het gekrioel
vertraagt, de twee muzikale lagen schuiven geleidelijk over elkaar en na drie verbijsterende minuten
zijn de rollen omgedraaid. De linkerkant van het klavier rimpelt woest, of er onder de oppervlakte twee
goudvissen in een gevecht op leven en dood gewikkeld zijn. Rechts hamert een denkbeeldige pianist
steeds loggere oktaven.
Wanneer het pandemonium abrupt ophoudt, is het even stil. Dan breekt, schaapachtig, een bevrijd
gelach los, direct gevolgd door een stormachtig applaus.
Een oudere heer in een van de bankjes krijgt een zetje van zijn achterbuurman. "I didn't play
so many notes", protesteert hij, maar toch staat hij heel even op en knikt als een vriendelijke
kabouter om zich heen.
Het is Conlon Nancarrow, de 74-jarige componist die zich veertig jaar lang, afgezonderd in Mexico,
uitsluitend heeft beziggehouden met het perforeren van pianolarollen. Het resultaat wordt nu voor het
eerst in tientallen jaren live (wat heet) uitgevoerd. Die achterbuurman is trouwens ook een
nestor van de Amerikaanse muziek, Elliott Carter, aan wie het Holland Festival vijf jaar geleden
uitvoerig aandacht besteedde.
Zonnig
Carter en Nancarrow, hebben evenals John Cage, die overigens niet zelf heeft kunnen komen, een
muzikaal verlanglijstje mogen indienen bij de IJsbreker. Hun keuze is veelzeggend: Cage vroeg om
liederen van Satie en koos (met behulp van toevalsoperaties) een jeugdwerk van Webern, Carter koos
Petrassi, Mozart en Stravinsky, terwijl Nancarrow graag Bach, Ligeti en ook al Stravinsky wilde horen.
Meerstemmigheid, zoals in de fuga's en canons van Bach, dat is Nancarrows stokpaardje. Maar
tegelijkertijd haalt hij in zijn oudere composities (voor instrumenten zowel als voor de pianola)
allerlei genres, bij voorkeur uit de jazz, door de mangel, net als Stravinsky. In zijn latere werk is
elke verwijzing naar andere muziek verdwenen. Het enige vaste element in zijn oeuvre is de canon,
de over zichzelf heen vallende melodie. Maar bij Nancarrow hebben die stemmen meestal een verschillende
snelheid, of zelfs een verschillende versnelling.
De avond tevoren heeft het fameuze Arditti-kwartet al Nancarrows Strijkkwartet uit 1945
gespeeld. Muziek die destijds onspeelbaar werd geacht, maar heden ten dage musici noch luisteraars voor
veel problemen stelt. Het is een zonnig stuk, met vreemde barokke stijlfiguren, en een aanstekelijke
dosis humor. Slechts af en toe lijken de musici in een massale maar opzettelijke
struikelpartij verzeild te raken, om dan weer in plotselinge en triomferende eendracht boven te komen.
In Nancarrows pianola-muziek is het resultaat meer dan de optelsom van de verschillende stemmen. De
opeenstapeling van de muzikale lagen, soms zelfs twaalf in getal, met hun uiteenlopende, maar doorgaans
hoge snelheden leidt tot de meest onwaarschijnlijke klankweefsels en -kleuren. Het is een element dat
niet alleen in Nancarrows instrumentale stukken ontbreekt, maar ook in de bewerkingen die pianist Yvar
Mikhashoff van enkele niet al te gecompliceerde pianola-Studies maakte.
Mikhashoff blijkt zondag, tijdens een volledig aan Nancarrow gewijd programma de pianola naar de
kroon te steken wat betreft precisie en mechanische vingervlugheid. Het is juist het ontbreken van zo'n
rigide dynamiek en motoriek die maakt dat Mikhashoffs meeste ensemble-bewerkingen slap en
krachteloos aandoen.
Nee, dan liever Nancarrows eigen instrumentale werk. De kolder van zijn Prelude en Blues
uit 1935, een Bach-rag die klinkt of ze al voor de pianola gedacht is. De 75 seconden durende Toccata
uit 1935, waarin violiste Mifune Tsuji ongeslagen blijft naast de pianopartij, die door Nancarrow in
later jaren tot tot pianolarol bewerkt is. Of de fijnzinnig wankelende Tango? uit 1984, zijn
eerste instrumentale werk in 30 jaar.
Als na de tweede pauze de Bösendorfer weer op het toneel prijkt is de zaal niet zo vol meer als
eerst. Een thermometer wijst 34 graden aan. Er klinken zeven van de inmiddels 49 voltooide Studies,
gevarieerd, kort, krachtig, tikkend als een klokkenwinkel of furieus rondrazend door het weerloze
snarenwerk gekmakend. Aan Nancarrows pianola-composities kun je je snel overeten. Zeven stuks
achter elkaar is te veel van het goede, ook al oefent de pianola een magie uit waar zelfs de meest
geavanceerde produkten van de digitale cultuur niet aan kunnen tippen.
Omstuwd door een schare bewonderaars wandelt Nancarrow, glimmend van transpiratie en genoegen, de
koele buitenlucht in. Een uitroep van verrassing ontsnapt hem. Want tegen de gevel van de IJsbreker
schalt Ik hou van Holland, uit de vele pijpen van een levensgroot draaiorgel.
© Frits van der Waa 2006