de Volkskrant van 14 september 1987, Kunst, recensie
Vrouwen doen het niet slecht
in concours van Gaudeamus
Het doel heiligt de middelen, maar heiligen de middelen het doel ook? De vraag stak tijdens de in het
afgelopen weekeinde gegeven concerten van het Gaudeamus Compositieconcours geregeld de kop op.
De balans die een componist weet te treffen tussen zijn muzikale ideeën, en de daarvoor gekozen
vorm en instrumentale middelen is een belangrijke maatstaf bij het beoordelen van zijn werk. De
Gaudeamusprijs vierduizend gulden, te beschouwen als honorarium voor een nieuw stuk ging
dit jaar naar de Japanse componiste Karen Tanaka (26) voor haar orkestwerk Anamorphose. Maar het
het had weinig gescheeld of de Amerikaan Alan Yim (29) had hem gewonnen, met zijn bondige piccolostuk
Furiosamente. In beide stukken, hoe verschillend ook, is die balans er.
De jury de Engelsman Michael Finnissy, de Zweed Arne Mellnäs en de Nederlander Huub
Kerstens gaf bij de uitslag te kennen dat Tanaka op de hielen werd gevolgd door Yim, de Engelsman
James Clarke, de Koreaanse componiste Suk Han Lee en de Zweedse Karin Rehnqvist.
De aardigste conclusie die hieruit kan worden getrokken is dat vrouwen het niet slecht doen in de
eigentijdse muziek (drie op twee). Minder aardig was dat ook een willekeurige luisteraar dat lijstje
bij benadering samen had kunnen stellen namelijk door eerst van de zestien geselecteerde stukken
diegene weg te strepen waarin die verhouding tussen "doel" en "middelen" duidelijk scheef lag, en
daarna wat te wieden in de sector "prettige middelmaat".
Want de opbrengst van dit Gaudeamus-jaar was dan wel buitengewoon gevarieerd, de kwaliteit was dat
ook.
Stukken als Third Quiet Music (voor acht contrabassen) van de Amerikaan Leonard Payton, of
Les Tuchins van de Deen Bent Sørensen (voor twee trombones, twee celli en twee elektrische
gitaren) heeft de jury kennelijk het voordeel van de twijfel gegund. Want die twee aankomende
toondichters blijken bitter weinig uit hun uitzonderlijke ensembles te peuren. Ook bij Trailing
Vortices van de Amerikaan William Susman, waarin een klein orkest de turbulentie tussen twee
verschillende luchtlagen moet afschilderen, is er gezien de kleurloosheid en het voortdurend herkauwen
van materiaal sprake van overkill.
Controversiëler was het drie kwartier durende Una storia della mille e una notte,
onverbloemde neo-romantiek voor groot orkest van de Nederlander David Apollonius Coppoolse. Een
ambitieuze onderneming, die echter mank gaat aan de weinig karaktervolle melodische lijnen, een bij
wijlen te vette, en daarom logge, instrumentatie; en natuurlijk aan zijn ontzagwekkende lengte, die
deels bereikt wordt doordat de muziek een paar minuten lang blijft "hangen".
Ook in Tanaka's winnende compositie zijn neo-romantische trekken aanwijsbaar, maar ze zijn veel
bedekter. Anamorphose is een soort ééndelig concert voor piano en klein orkest.
Vooral in de grillige pianopartij is de romantische gestiek overduidelijk. Van het begrip "anamorfose",
een aanduiding voor een vertekende figuur, is in het klinkende resultaat niet veel terug te horen,
hooguit in de doldraaiende slotpassage waarin allerlei eerdere ideeën, met steeds oplopend
toerental afgespeeld, een meerlagig pandemonium vormen.
Maar dat doet niets af aan de economisch georkestreerde klankrijkdom, de spanning tussen
uiteenlopende muzikale sferen, en de zeggingskracht van de voortdurend in andere gedaante terugkerende
omhoogzwiepende figuren.
Ook Alan Yim, van wie twee composities voor uitvoering waren geselecteerd, zoekt inspiratie in het
buitenmuzikale zonder in letterlijke interpretaties daarvan te vervallen. Aanleiding tot het schrijven
van Moments of rising mist, voor zeven spelers, was een Chinese landsschapschildering. Yim, die
schrijft in een uiterst doorzichtig idioom met impressionistische trekjes, toont zich hier een subtiel
en origineel instrumentator. Voor zijn piccolostuk Furiosamente, een wervelende abstractie van
het beeld "roofvogel", leverde een gedicht van Octavio Paz het idee. Harrie Starrevelds vertolking van
dit stuk was het schitterend hoogtepunt van de drie toch al meer dan adequaat uitgevoerde concerten.
Een positieve indruk maakte ook Kast van Karin Rehnqvist. Kern van het stuk zijn abrupte
veranderingen in articulatie binnen traag evoluerende harmonische velden, dikwijls opgebouwd uit
opgestapelde canons. De opstelling van de circa twintig strijkers in twee gelijke helften is met
echo- en kaats-effecten effectief benut.
De afdeling middelmaat bevatte vooral vakbekwaam werk van de dit jaar minder talrijk
vertegenwoordigde Italianen. Daarnaast bracht Ron Fords Trarre, voor vijf slagwerkers veel leven
in de brouwerij, maar in het door de Slagwerkgroep Den Haag ontketende geweld leek de muzikale
mededeling ervan welhaast ten onder te gaan.
De gedaalde kwaliteit bij het Gaudeamus Concours is het logisch gevolg van de dit jaar doorgevoerde
verlaging van de maximum leeftijd (van 35 naar 30 jaar). Meer kans voor de "werkelijk" jonge
componisten was het devies. Niet langer een parade van bezadigde, volleerde en reeds "doorgebroken"
dertigers, maar een echte talentenjacht. Die verwachting is bewaarheid, want tussen de kneusjes en
kleurlozen zaten toch minstens twee onbekende talenten met het eerste begin van een eigen muzikale
identiteit. Geen garantie, maar wel een belofte voor de toekomst.
De Internationale Gaudeamus Muziekweek, waarvan dit concours onderdeel uitmaakt, wordt vandaag en
morgen voortgezet in de Amsterdamse IJsbreker, waar pianist Bernhard Wambach een integrale vertolking
van Karlheinz Stockhausens veertien Klavierstücke zal geven.
© Frits van der Waa 2006