de Volkskrant van 27 november 1987, Kunst, recensie
De "Spaanse zwiep" van Willem Pijper
De derde dubbel-lp in de reeks Pijperplaten van Donemus bevat de drie symfonieën, het piano-, viool- en
celloconcert, en de Zes symfonische Epigrammen en de Zes adagio's. Daarmee zijn al zijn
belangrijke orkestwerken voor het eerst bij elkaar op de plaat uitgebracht.
De plaat is de neerslag van een verscheidene jaren durend project van het Rotterdams Philharmonisch
Orkest, dat zich onder verschillende dirigenten als Roelof van Driesten, Lucas Vis, Richard Dufallo en
Simon Rattle over het werk van Pijper gebogen heeft. Daardoor is dit album, meer dan de twee voorgangers
in de reeks (een collectie met historische opnamen van overwegend kamermuziek en een opname van het
symfonisch drama Halewijn) werkelijk een mooi, samenhangenden actueel visitekaartje voor Pijpers
muziek.
Pijper, die eens gold als Nederlands grootste, meest revolutionaire toondichter, is een componist
wiens werk zich tegenwoordig niet zonder reserves laat beluisteren, en dat geldt niet alleen voor een
vroeg werk als de Eerste symfonie uit 1917.
Pijper was toen 23 en bevangen door adoratie voor Mahler. Dat is in dit stuk goed te horen. Een
weinig overtuigend Mahler-aftreksel, fraai georkestreerd, maar met een nogal plichtmatige verwerking
van het muzikaal materiaal.
Toch mocht dit stuk niet ontbreken op de plaat, al was het alleen maar om de luisteraar de
onverwachte reuzenzwaai die Pijper in vier jaar tijd maakte duidelijk te maken. Want in de
Tweede symfonie uit 1921 verschijnt plots een volkomen volwassen Pijper, agressief, vitaal, en
eigenzinnig. De Tweede is een kaleidoscopisch stuk, dat voortdurend verrast omdat het nergens op
lijkt, en tegelijkertijd raakt aan het werk van andere, grotere twintigste-eeuwse componisten als
Ravel, Stravinsky en Bartók, werk dat voor een deel nog geschreven moest worden.
De Tweede is een stuk waarvoor ik graag de rest van Pijpers oeuvre inruil.
Want die andere stukken lijken zo erg op, ja, op Pijper, maar dan op de stereotiepe Pijper die ook in
de Tweede al af en toe zijn gezicht laat zien.
Pijpers vernieuwingen, zoals zijn in Nederlandse muziekleerboekjes breed uitgemeten gebruik van
octotonische toonladders en polyritmische figuren, gaan bij het luisteren naar zijn muziek dikwijls ten
onder in iets wat zich nog het best laat omschrijven als "Spaanse zwiep". Al in een vroeg stadium lijkt
hij zijn ziel aan de habanera en de tamboerijn verkocht te hebben. Tot ver in de jaren dertig lardeerde
hij zijn muziek met toen ongetwijfeld exotische Costa Brava-elementen.
Daar komt bij dat hij moeite had met de ontwikkeling van zijn materiaal. Menig stuk heeft een sterk,
pittig begin en raakt daarna geleidelijk in de knoei. In zijn Pianoconcert, op dit album
messcherp vertolkt door Theo Bruins, weet hij daaraan te ontsnappen, maar de laatste minuten van een
stuk als de Derde symfonie zijn niet om door te komen met hun volhardend volgehouden ritmische
figuren en kleurloze octotonische harmonieën.
In zijn latere werk kwam Pijper tot een meer bezonken, maar tegelijk minder kleurrijke stijl, die in
zijn laatste orkestwerk, de veelgespeelde Zes adagio's uit 1940, een fraaie bekroning vindt. De
Adagio's zijn niet gedacht als concertstukken, maar als ondersteunende muziek bij de
plechtigheden van een Vrijmetselaarsloge.
De plaat bevat veel momenten die Pijpers reputatie van weleer bevestigen, maar dit geconcentreerde,
enigszins archaïsch getinte werkje, nog geen negen minuten lang, is het enige stuk zonder zwakke
plekken, zonder verleidingskunst of hol virtuoos vertoon.
Tegelijk met het uitbrengen van dit album heeft Donemus een begin gemaakt met de serie Composers'
Voice highlights, waarop veel gevraagde stukken van inmiddels uitverkochte platen opnieuw
uitgebracht zullen worden. De eerste highlights-plaat bevat Otto Kettings Symfonie voor
saxofoons en orkest uit 1978, Abschied van Reinbert de Leeuw uit 1973, en de Sinfonia
van Tristan Keuris uit 1974.
Dat het goede muziek is staat buiten kijf, er is niet voor niets vraag naar, maar het is een
verzamelplaat, met de daaraan verbonden nadelen. De niet-uitverkoren stukken van de uitverkochte platen
blijven buiten bereik, en het is niet ondenkbeeldig dat de verzamelaar om één enkel stuk
te krijgen twee andere erbij moet aanschaffen die hij al heeft.
Bovendien hebben de drie werken weinig gemeen. Hooguit kun je zeggen dat ze de Stravinsky-invloed
weerspiegelen die in de jaren zeventig meer en meer doordrong in het Nederlandse componeren. Voor
Keuris' kuise Sinfonia gaat dat nog op, bij Kettings Saxofoonssymfonie komt er evenwel al
meer om de hoek, een vleugje minimal music onder andere, terwijl een stuk als Abschied
weliswaar refereert aan Stravinsky, maar mei zijn expressionistische samenballingen veeleer te maken
heeft met Schönberg en de stuiptrekkingen van de late Romantiek.
Willem Pijper: Orkestwerken. Uitgevoerd door het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Composers' Voice
Specials 1987.
Muziek van Otto Ketting, Reinbert de Leeuw en Tristan Keuris. Composers' Voice Highlights 1.
© Frits van der Waa 2006