de Volkskrant van 18 februari 1988, Kunst, recensie
Romanticus Ten Holt maakte dwars stuk
Lemniscaat van Simeon ten Holt, door John Brink, Ellen Dijkhuizen, Anita van Groningen à Stuling
en Kees Wieringa. In Muziekcentrum Vredenburg, Utrecht.
Na anderhalf uur begint juist de eerste zitkramp op te komen, als de vier pianisten, kalmpjes
doorspelend, een flink aantal pagina's terugbladeren in de partituur. Da Capo.
De eerste uitvoering van Simeon ten Holts Lemniscaat, vijf jaar geleden, duurde dertig uur.
Ditmaal gaat het slechts om een "korte" versie, een hele geruststelling.
Mijn benen mogen slapen, het oor blijft bezig. Lemniscaat is een muzikaal ritueel vol
obsederende, betoverende klanken. De talloze herhalingen hebben het effect van een microscoop: de
muzikale cel wordt losgemaakt van zijn omgeving, waardoor alle aandacht gericht wordt op de klinkende
oersoep die daarbinnen rondkolkt.
Menig musicus uit het eigentijdse muziekcircuit heb ik een lelijk gezicht zien trekken als de naam
van Ten Holt viel. Minimal music, bah, vies. En Ten Holts composities althans Canto
Ostinato, Lemniscaat en Horizon, zijn drie grootschalige stukken voor twee of meer
pianos's zijn tonaal en repetitief. Minimal, dat lijdt geen twijfel.
Maar bij Ten Holt, die zich na jarenlang atonaal gecomponeerd te hebben in de jaren zeventig bekeerde
tot de traditionele drieklank, fungeert het minimale idioom als klankbord voor een eigen puur
muzikale mystiek. In wezen is hij een romanticus. Dat blijkt uit een niet-minimale compositie
als Natalon (1980), maar ook uit Canto Ostinato, waar temidden van de uitdijende, steeds
herhaalde bouwstenen plotseling een onvervalste lyrische melodie, ondersteund door stuwende harmonieën
om de hoek komt.
Ten Holts romantiek is een heel andere dan die van zijn Amerikaanse minimal-collega's. Het is
niet de zoete synthesizerzwijmel van Glass, het zijn niet de thriller-klankkleuren van Reich, maar de
romantische pianistiek van Beethoven, Schumann, Chopin en Tsjaikovsky, teruggebracht tot een of twee
akkoordverbindingen en onderworpen aan netwerken van gefixeerde ritmische patronen.
Het heeft geruime tijd geduurd, maar inmiddels is Simeon ten Holt (hij wordt dit jaar 65)
doorgebroken als componist. Bij Donemus, het huismerk van de Nederlandse moderne muziek, zijn in een
half jaar tijds duizend sets van drie platen met Canto Ostinato over de toonbank gegaan. In deze
sector is dat een tophit. Binnenkort zal er een nieuwe opname van het stuk worden uitgebracht, ditmaal
op drie cd's.
Ook voor de abonnementserie waarin het Utrechtse Muziekcentrum Ten Holts drie grote pianowerken
heeft ondergebracht is veel belangstelling. Het derde concert, een uitvoering van Horizon, vindt
plaats op 10 april. Het eerste concert van de serie (Canto Ostinato) wordt op 15 maart in de
Groningse Oosterpoort herhaald.
Vergeleken bij de serene, consequent volgehouden vijf-achtstenrimpelingen van Canto Ostinato
is Lemniscaat, met zijn voortdurende ritme-wisselingen, een dwars en motorisch stuk. Mijn
buurman, die zachtjes meehumt, heeft het er moeilijk mee: telkens als hij het patroon te pakken heeft
komt er een tel bij, of veranderen de harmonieën. Toch is de muziek overwegend statisch: een
kringloop van klankgordijnen die in steeds andere plooien opbollen, en waarin een akkoordwissel een
evenement van de eerste orde is. Daarnaast zijn er schoksgewijze overgangen, plekken waar de muziek in
een uitwaaierende samenklank blijft hangen, en opwindende momenten als opeens de snelle zestiende-noten
uit het weefsel verdwijnen en alleen nog een staketsel van onregelmatig gehamerde akkoorden overblijft.
Deze muziek eist meer concentratie dan een normaal mens kan opbrengen. Dat de vier pianisten slechts
één maal kortstondig uit het spoor raken mag dan ook een wonder heten. De neuriënde
buurman heeft zich juist comfortabel uitgestrekt over twee stoelen, en mijn buurvrouw dommelt een
beetje, als de muziek opeens oplaait in een onverbloemd hoogromantische passage. Net als in Canto
Ostinato. Iets te voorspelbaar.
De coda van het stuk (ter lengte van een flinke symfonie) is des te verrassender. Bijtende
jazz-akkoorden: Dave Brubeck! Dan opnieuw een da capo, een rondje romantiek, een fontein van
opstijgende melodische serpentines, en een recapitulatie van de zoekende, aarzelende inleiding. De
cirkel is rond. Stram sta ik op. De uitvoering heeft bijna drieëneenhalf uur geduurd.
© Frits van der Waa 2006