Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 28 mei 1988, Kunst, recensie

Hunkeren naar meer Boop

Vroeg in de avond, omstreeks het kinderuurtje, wil het nog wel eens lukken. Bij de BBC is het vaak raak. En ook het stripprogramma Wordt Vervolgd doet er geregeld wat aan.

De tekenfilm-liefhebber komt beter aan zijn trekken dan voorheen. Het is een treurige tijd geweest, de jaren waarin de bioscopen Woody Woodpecker en Popeye uit het voorprogramma schrapten, en waarin de televisie niets beters bood dan de Flintstones of een enkele compilatie van wisselvallige, al dan niet verminkte Disney-cartoons.

De VPRO bracht, al weer lang geleden, Betty Boop, een serie sappig swingende kluchten van animatie-pionier Max Fleischer, op de buis. Voor het eerst daagde het besef dat "tekenfilm" en "Disney" niet per definitie synoniem waren. De beelden waren in zwart-wit en niet onbeschadigd, maar deden niettemin een gouden tijdperk herleven.

Betty Boop

Dat tijdperk, de glorietijd van de korte tekenfilm, inclusief wat er aan voorafging en wat er op volgde, wordt door cartoon-fanaat Leonard Maltin diepgravend beschreven in Of mice and magic. Voor wie, net als ik, nog steeds hunkert naar meer Boop, moet het doornemen van dit standaardwerk een ware Tantaluskwelling zijn. De vele illustraties maken dat alleen maar erger. De beweging bevroren, iets afschuwelijkers kun je tekenfilm niet aandoen. En dat gevoel krijgt een grimmige ironie door de wetenschap dat juist een tekenfilm de optelling is van duizenden van zulke beelden, elk afzonderlijk en met evenveel aandacht gemaakt. Het boek zelf is, met een filmografie van zo'n vijfduizend titels, nauwelijks minder doorwrocht.

De geschiedenis van de tekenfilm is een verhaal van ondernemingsgeest, amusement, en – uiteindelijk – van economische principes.

Tekenfilm is een kwestie van teamwork. Maltins relaas is dan ook ingedeeld in hoofdstukken die elk een studio en zijn voortbrengsels beschrijven. Voor- en nageschiedenis niet meegerekend, waren er elf studio's van uiteenlopende omvang en levensduur. Binnen dat circuit circuleerden animators, tekenaars, regisseurs en ideeënbedenkers, onder invloed van brain drain, stakingen en faillissementen.

Maltin mag een tekenfilmgek zijn, hij is ook kritisch. Hij beschrijft hoe sommige studio's zich ten doel stelden maatwerk te leveren, terwijl andere confectie fabriceerden, aan de lopende band. Onomwonden evalueert hij de mislukkingen en verdiensten van deze of gene film, en demonstreert hij steeds opnieuw hoezeer het talent van het individu ondergeschikt is aan het collectief.

Tekenfilmgod Walt Disney is de enige die dat geheim blijvend in zijn greep heeft weten te houden. De voorsprong die hij in de jaren dertig veroverde, veroordeelde vrijwel al zijn concurrenten tot epigonisme. Typerend bewijs daarvoor is zijn serie Silly Symphonies (waarvan, helaas, nauwelijks nog iets opnieuw in circulatie wordt gebracht) die ogenblikkelijk werd geïmiteerd in titels als Merry Melodies, Happy Harmonies, Musical Miniatures. Evenzo werd de ietwat zoetige Disney-tekenstijl tot maatstaf verheven.

Vanaf 1937, het jaar waarin zijn Sneeuwwitje een geweldig succes oogstte, verlegde Disney zijn aandacht naar avondvullende tekenfilms. De ruimte die daardoor in de sector van de korte cartoons ontstond, werd ingenomen door neurotische, gewelddadige maar desondanks innemende karakters als Woody Woodpecker (Walter Lantz), Tom en Jerry (Bill Hanna en Joe Barbera), Bugs Bunny en Tex Avery's zenuwslopende, knotsgekke personages.

Het werk van Avery, een man die de humor zelf in de knoop wist te leggen en de mogelijkheden van animatie en pijlsnelle montage tot in het uiterste beproefde, geniet de laatste tijd meer en meer belangstelling.

De UPA-studio introduceerde in de jaren vijftig een aantal ingrijpende vernieuwingen. De gestileerde tekenstijl, die sterk afweek van de Disney-norm, had een enorme invloed, maar toen de studio in 1960 tv-tekenfilms ging produceren, was de aanvankelijk bereikte kwaliteit al gauw naar de filistijnen.

Want de televisie, schijnbaar zo'n vruchtbaar medium voor de tekenfilm, bleek uiteindelijk niets anders dan de begraafplaats van: de korte tekenfilm. Televisie – het geldt nog steeds – moet op een koopje. De soepele, vloeiende full animation van de bioscoopfilms moest wijken voor de puur commerciële technieken van de beperkte animatie.

Beperkte animatie was, in Maltins woorden, het begin van een "systematische vernietiging van de tekenfilm als kunstvorm." Het is niet meer dan logisch dat hij daaraan in zijn boek geen aandacht besteedt.

Bij deze eis ik een avond klassieke tekenfilm. Op Nederland 3.

Leonard Maltin, Of Mice and Magic - a history of American animated cartoons. Importeur Van Ditmar; prijs f 37,95


© Frits van der Waa 2006