Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 24 oktober 1988, Kunst, recensie

INTERNATIONALE WEEK VAN HEDENDAAGSE BLOKFLUITMUZIEK

Paradoxen van een timide instrument

AMSTERDAM - Het eerste meesterwerk voor blokfluit moet nog geschreven worden. Dat is wel duidelijk na de Internationale Blokfluitweek, die zaterdag in de Amsterdamse IJsbreker is afgesloten met een Canon van Kees Boeke, een langdurige blaasoefening voor veertig blokfluitisten.

De vele concerten, meesterklassen en lezingen van de blokfluitweek waren bedoeld als een eerste verkenning van de eigentijdse blokfluitmuziek. "Laat het maar horen", was de filosofie. Want het gebied is zelfs voor de meeste blokfluitisten nog terra incognita.

Ondanks een grote hoeveelheid matige muziek is het project nog beter geslaagd dan de eerdere evenementen rond "marginale" instrumenten. Nooit was de IJsbreker heter en voller, en nooit heeft de emancipatie van een instrument zo onthullend zijn beslag gekregen.

Het blokfluitkwartet dat zich, ruisend als een licht astmatisch orgeltje, door een stukje minimal music heenwerkt, is aandoenlijk. De solist die zichzelf en zijn – dikwijls in onderdelen uiteengenomen – instrument al piepend, ploppend, vibrerend, en meezingend in de knoop legt, is deerniswekkend. Maar zet een bekwaam blokfluitist een goed stuk muziek voor, en hij rekent af met alle truttigheid, flauwekul en herinneringen aan op zesjarige leeftijd genoten blokfluitlessen.

Het breekpunt in de blokfluitweek was een concert met bewerkingen. Marjan Banis speelde Varèse's Density 21.5, en dat was geenszins een aanfluiting. De kale, strakke toon van de blokfluit doet het stuk meer recht dan het zwoele geluid van de dwarsfluit, waar het oorspronkelijk voor geschreven is. Al even fascinerend was Walter van Hauwe's vertolking van Voetnoot 1 van Guus Janssen, een stuk voor piccolo dat rechtstreeks bruikbaar is voor de piccoloblokfluit.

Die twee uitvoeringen maakten duidelijk – en zulks zonder enig gebruik van buitenissige effecten – dat de blokfluit ten onrechte wordt beschouwd als een timide en dynamiekloos instrument.

De paradoxen van de blokfluit. Moderne muziek, gespeeld op een stokoud, sinds de barok niet meer gewijzigd instrument. Volwassen musiceren op wat bekend staat als een kinder-speeltuig. De blokfluitist lijdt daardoor aan minderwaardigheidscomplexen en schizofrenie. Hij gelooft in zijn instrument, maar spreekt tegelijkertijd spottend over "dat gepiep". Hij staat voor een kloof in zijn repertoire, want tussen 1750 en 1950 is er hoegenaamd geen blokfluitmuziek geschreven.

Dat is de achtergrond van enkele merkwaardige observaties tijdens de blokfluitweek. Het publiek was wild van geestdrift, en tegelijkertijd leidde de confrontatie met het eigentijdse idioom meer dan eens tot gegiechel of onrustig geschuif.

Niet minder opvallend was de overweldigende meerderheid van vrouwen onder de deelnemers. De zaal wemelt van de blokfluitjuffen, jong en oud. Maar bij de uitvoerende musici is dat overwicht niet terug te vinden. Hoe zit dat? De oorzaak ligt waarschijnlijk in maatschappelijke pressie. Voor bijna iedereen is de blokfluit het eerste instrument. Maar mannen zouden eerder overstappen op een instrument "waar je wat aan hebt", en, als ze dan toch bij hun blokfluit blijven, onder grotere druk staan om er iets mee te bereiken.

Overigens was het spelniveau – bij mannen en vrouwen om het even – gemiddeld hoog. Daar ligt het blokfluitprobleem niet. Het zit hem in de tamelijk geïsoleerde positie van het instrument, en in de (al dan niet) vermeende beperkingen ervan.

Met gevolgen. Een aantal Zwitserse composities is zozeer behept met vruchteloze verfijningen en bijzondere speeltechnieken dat de muziek zelf in een drabbige grauwsluier blijft steken. En in twee Japanse blokfluitstukken, uitgevoerd door Hitomi Endo, roepen de componisten nadrukkelijk de stem van de speler, of zelfs een batterijtje slagwerk in het geweer.

Verscheidene Nederlandse componisten (dikwijls zelf spelers) proberen de nood van de beperking om te bouwen tot deugd, en belanden daarmee al gauw bij de minimal music, of iets wat daar dicht bij in de buurt komt. Stukken die meer opvallen door leuke ideetjes dan door compositorische kwaliteit.

Ook de Amerikaanse blokfluitist/componist Peter Hannan is de minimale beginselen toegedaan. Hannans muziek is magertjes, maar hij compenseert dat door zijn schitterend spel (niet alleen op de blokfluit, maar ook op de Yamaha WX7, een blaas-synthesizer:).

De Nederlandse componist Ivo van Emmerik bewandelt met zijn trio Voci eguali de weg van de beperking met zekerder schreden. Het is een doordachte, uitgebalanceerde compositie, maar de bewuste uitschakeling van "ontwikkelingsdrang", de grote lengte en vooral de nogal dociele voordracht door het Trio Dolce maakten het geheel nogal futloos.

Maar er zijn ook stukken met ee goede balans tussen soberheid, muzikale ontwikkeling en een beheerst gebruik van effecten. Zoals het percussieve, geconcentreerde So tear van Willem van Wander van Nieuwkerk, waarmee het trio La Fontegara een verdiende ovatie oogstte.

Een ander succesvol stuk was Zahgurim, whose number is twenty-three and who kills in an unnatural fashion ... van Richard Rijnvos, een complex en extravagant werkstuk voor basblokfluit en vier slagwerkers.

De in Nederland gevestigde Amerikaan Michael Barker presenteerde zijn met elektronische apparatuur uitgebreide contrabasblokfluit. Barkers vernieuwingen zijn boeiend, omdat hij trouw blijft aan de karakteristieke eigenschappen van zijn instrument. De synthesizers zijn geladen met klanken van de blokfluit zelf, en Barker reguleert alles met behulp van adem- en vingerdruk. Zijn composities klinken uitstekend, maar de spanningsbogen zijn nogal voorspelbaar.

Wat is de toekomst van de moderne blokfluitmuziek? Een forumbijeenkomst probeerde antwoorden te geven. Experimenten als die van Barker, maar ook de tot nog toe zelden gemaakte combinatie met andere instrumenten lijken nieuwe perspectieven te bieden. Maar belangrijker nog is dat de blokfluitspelers contacten leggen met componisten, en meer buiten hun eigen wereldje treden.

We zullen ~en wat er van wordt. Want over twee jaar organiseert de IJsbreker een tweede blokfluitweek, waarbij bovendien scherper op de kwaliteit van de muziek gelet gaat worden.


© Frits van der Waa 2006