Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 26 november 1988, Kunst, recensie

Pöntinen stort zich met geweld op Skrjabin

Pianosonates van Skrjabin, door Roland Pöntinen, in het Muziekcentrum Vredenburg Utrecht. Volgend concert: 30 nov.

Alexandr Nikolajevitsj Skrjabin (1872-1915) had de merkwaardige gave van de synesthesie, de kruiskoppeling tussen verschillende zintuiglijke gewaarwordingen. Bij het luisteren naar muziek "hoorde/zag" hij verschillende kleuren, en vice versa.

Voor de meeste componisten is dat geen onbekend verschijnsel. Maar bij sommigen, zoals Skrjabin is de gave zo sterk ontwikkeld dat ze leidt tot bijna mystieke gewaarwordingen. Het spreekt vanzelf dat ze gepoogd hebben die in hun muziek te verklanken.

Zulke muziek heeft voor de doorsnee luisteraar iets ongrijpbaars. Het schuiven met subtiele harmonische schakeringen, het hardnekkig aftasten van een in wezen gelijkblijvende basis-samenklank, en de extase van nieuw-gevonden zwaartekrachtloze akkoorden, dat alles kan je de indruk bezorgen dat je "kleurendoof" bent.

Het doet niets af aan de intrigerende werking van Skrjabins muziek, die afgelopen woensdag in de kleine zaal van het Utrechtse Muziekcentrum krachtig werd onderstreept door de Roland Pöntinen. De Zweed is nog maar 25 jaar, maar heeft al internationaal naam (en ook een cd) gemaakt met zijn vertolking van Skrjabins tien pianosonates.

Pöntinen heeft de tien sonates niet-chronologisch verdeeld over twee concerten, zodat in beide programma's (het tweede is komende woensdag) zowel vroeg als laat werk aan bod komt.

Pöntineds optredens maken deel uit van de serie Piano 2 van Muziekcentrom Vredenburg. In deze "kleine" tweede serie is het anderssoortig repertoire even belangrijk als de gezaghebbende uitvoerenden: bijvoorbeeld Busoni-vertolkingen van Geoffrey Douglas Madge, of de Crumb-interpretaties van Robert Nasveld. Muziek die (nog) geen gemeengoed is.

Ook het werk van Skrjabin is dat nog allerminst. Bij Pöntinens concert bleven stoelen in de kleine zaal van Vredenburg onbezet. Pöntinen speelde echter alsof hij zich in een reusachtig auditorium bevond. Dat had zijn nadelen. Want het enorme geluidsvolume dat hij ontketende was niet alleen te groot voor de zaal, maar ook voor het instrument, dat merkbaar begon te jengelen.

Afgezien daarvan deed Pöntinens onstuimigheid Skrjabin geen kwaad. Problematischer waren een paar ogenblikken, dikwijls juist in de openingsmaten, van gebrek aan concentratie. Maar dat is vergeeflijk voor een jonge pianist, die nu al zo'n greep heeft op Skrjabins ultra-virtuoze, grillige muziek. Daarvan getuigden vooral zijn genuanceerde interpretaties van de Negende sonate, met zijn dunne lijnen en bitterzoete tertsstapelingen, en van de Vierde sonate. Het stuk, uit 1903, biedt zonderlinge klanksluiers, flitsende registerwisselingen, en een bedwelmende climax, een waar Babylon van kleuren en harmonieën, waarin Pöntinen indrukwekkend orde wist aan te brengen.


© Frits van der Waa 2006