de Volkskrant van 9 januari 1989, Kunst, recensie
The making of the representative for planet 8 toch nog fraaie science-fiction-opera
De eeuwige golven van Philip Glass' minimale muziek
The Making of the Representative for Planet 8, opera van Philip Glass en Doris Lessing, o.l.v. Bruce
Ferden, in het Muziektheater, Amsterdam. Herhalingen: 11, 13, 15, 17 en 19 januari.
The Making af the Representative for Planet 8, de nieuwste opera van Philip Glass, op een
libretto van Doris Lessing, gaat over een idyllische planeet die plotseling getroffen wordt door een
grimmige IJstijd. De bewoners, een zorgeloos natuurvolk, verworden geleidelijk tot een stel slonzige,
moegestreden Eskimo's. Maar hun leiders, de representatives, houden stand, ook al stort, samen
met hun wereld, hun besef van eigenwaarde ineen. Ook zij sterven tenslotte, maar hun geesten verlaten
de planeet en gaan over in een andere dimensie als een collectieve "vertegenwoordiging" van hun dode
wereld.
Een science fiction-opera met minimal-muziek, daar zullen veel mensen bij voorbaat hun
neus voor optrekken. Science fiction geldt nu eenmaal niet als literatuur, en voor "minimale"
muziek heeft menige kunstliefhebber al helemaal geen goed woord over.
Na de première in Houston, een half jaar geleden, oogstte The Making of the Representative
for Planet 8 dan ook gereserveerde kritieken. En in november werd het stuk door de Londense critici
zelfs zwaar verguisd.
Toch is Planet 8 bepaald geen slechte voorstelling. Integendeel.
Uitgangspunt voor de opera was The Making of the Representative for Planet 8, het vierde en
kortste boek van Doris Lessings vijfdelige sf-romancyclus Canopus in Argos: Archives. De
samenwerking is Glass en Lessing zo goed bevallen dat ze inmiddels begonnen zijn aan een volgende opera,
The Marriages between Zones 3,4, & 5, eveneens gebaseerd op een van de Canopus-boeken.
Aan de eerste Nederlandse opvoering van de opera is een hele geschiedenis vooraf gegaan. Aanvankelijk
was het stuk gepland voor 1985, het laatste seizoen van de "oude" Nederlandse Opera Stichting, maar
Glass kreeg het niet op tijd af. Vervolgens sprak de toenmalige intendant Van Vlijmen er zijn veto over
uit. En nu gaat Planet 8 dan, niet bij de Nederlandse Opera, maar onder auspiciën van het
Muziektheater, in samenwerking met de opera's van Houston, van Kiel en de English National Opera.
Het moge duidelijk zijn dat in Planet 8 geen sprake is van klassieke operaconflicten en
-passies. Er zijn emoties, zeker, maar die ontwikkelen zich in het innerlijk van de hoofdrolspelers. En
die zijn op hun beurt weer exponenten, vertegenwoordigers, van de groep. Dat geldt voor zegsman en
verteller Doeg, voor het meisje Alsi, en ook voor Johor, de buitenaardse bezoeker, die, zonder actief
in te grijpen, de planeetbewoners aanspoort door te zetten tot ze de uitweg naar hun eigen innerlijk
hebben gevonden.
Uit het tegendraadse gegeven is desondanks een fraaie voorstelling voortgekomen, waarin de
verschillende elementen een harmonieus sluitend geheel vormen.
Sterke punten zijn vooral het lichtontwerp van David Hersey, de fraaie decors van Eiko Ishioka, en
de vloeiende groepsregie van Minoru Terada Domberger en Harry Silverstein. Het anders zo zenuwachtig
gedribbel van het Koor van de Nederlandse Opera, dat een belangrijk aandeel heeft in de opera, is
volkomen de kop ingedrukt, en dat is een hele prestatie.
Andrew Shore (Doeg) en Rhona Fraser (Alsi) zingen prachtig, en geven goed gestalte aan hun emoties
(want van echte karakters is eigenlijk geen sprake). Vooral Shores lange slotmonoloog, gesproken boven
de muziek, is indringend. De verstaanbaarheid van de teksten is opvallend goed. Richard Angas (Johor)
maakt in dat opzicht iets minder indruk, met zijn sterke, maar ietwat opgesloten lage basgeluid.
Dat de opera enkele wat langdradige "inwendige" monologen bevat is, gezien het uitgangspunt,
onvermijdelijk en dus vergeeflijk. Erger, want overbodig, zijn enkele ingrediënten uit de doos met
theatertrucs, zoals Johors verschijning in een Star Wars-achtig ruimtevaartuig (dat in het
oorspronkelijke libretto ook helemaal niet voorkomt), of de voortdurende bliksemflitsen tijdens de
laatste, wanhopige tocht door een sneeuwstorm.
Dat er van componist Philip Glass niet veel nieuws te verwachten valt is al jaren duidelijk. Hoewel
hij zijn melodielijnen en orkestrale texturen gaandeweg soepeler en expressiever is gaan hanteren, zijn
het eeuwig doordiedelende gegolf van zijn muziek, de ritmische en harmonische formules, en de
stereotiepe manier van instrumenteren van een haast hinderlijke voorspelbaarheid. Vooral de strijkers
en de fluitisten van het Nederlands Philharmonisch Orkest, bedeeld met minutenlang razende gebroken
akkoorden, verdienen alle lof voor hun uithoudingsvermogen.
Maar Glass' muziek werkt, mits hij met de juiste persoon samenwerkt. Lessing is zo iemand. Ze heeft
de vele verschillende elementen uit haar oorspronkelijke tekst op een intelligente manier ondergebracht
in een afgewogen libretto. Ook heeft ze voorgesteld om delen van de tekst in gesproken vorm te
presenteren, en dat idee is door Glass effectief uitgewerkt. Gesproken en gezongen teksten gaan
organisch in elkaar over, mede dankzij een subtiel toegepaste zaalversterking.
Lessing ziet het science fiction-genre als een eigentijdse vorm van de mythe of het sprookje.
Haar Canopus-romans zijn parabels die voor meer dan een uitleg vatbaar zijn: "De boodschap is
wat het publiek ervan maakt," zei ze woensdag in het tv-programma Uit de kunst.
De een zal het verhaal van Planet 8 dan ook opvatten als een pessimistische waarschuwing voor
de ecologische rampen die onze eigen planeet bedreigen. De ander zal er een positieve moraal uit
destilleren: goede eigenschappen en daden gaan uit boven het individu en boven de vergankelijkheid van
de stof.
Die meerduidigheid is in de operaversie volledig bewaard gebleven. Het is een verhaal over de
verhouding tussen de enkeling en de groep, tussen fantasie en realiteit, tussen geloof en scepsis. Een
fabel, die stof tot nadenken biedt. En vooral daarom is het een geslaagde voorstelling.
© Frits van der Waa 2006