de Volkskrant van 18 februari 1989, Kunst, recensie
Hikken, wenen en ballons bij Schönberg Ensemble
Muziek van Birtwistle, Kagel, Xenakis en Ligeti, door het Schönberg Ensemble en solisten o.l.v.
Reinbert de Leeuw, in de Dr. Anton Philipszaal, Den Haag. Herhaling: Amsterdam (23/2).
Tussen de als altijd in plechtig zwart gestoken musici van het Schönberg Ensemble vormt een
stel ballonnen in een leeg wasmiddelentonnetje een felgekleurd accent. Drie zangers gaan tot het
uiterste van wat giechelen, zingen en snorken te bieden heeft, terwijl het ensemble klank smelt, toon
priemt en snaar snapt.
Hier is sprake van iets ongewoons.
Dat de ballonnen, godzijdank, heel blijven en slechts eventjes knerpend bewreven worden is
karakteristiek. De muziek is extreem, grotesk en absurd, maar draait niet om effecten, al loopt ze er
van over. Het gaat om klankkleur. Om ritme. Om discipline. En om expressie, haast spelenderwijs
bijproduct.
Op de lessenaars staan de partituren van Aventures en Nouvelles aventures, de
absurdistische muziektheaterstukken waarmee componist György Ligeti in de jaren 1962-65 nieuwe
wegen aangaf, die de seriële regelneverij geleidelijk aan zijn dominantie zouden doen verliezen.
Ligeti, aanvankelijk Hongaar, later kosmopoliet, kreeg een miljoenenpubliek toen Stanley Kubrick
fragmenten uit zijn orkestwerk Atmosphères en zijn koorwerk Lux Aeterna gebruikte
in zijn film 2001: A Space Odyssey (1968). Maar die zwoele klankvelden zijn mijlenver verwijderd
van de krakende, bruusk gearticuleerde klank-, of liever: ideeën wereld van Aventures.
Ofschoon de wild rollende ogen van Claron McFadden, de grimassen van Lieuwe Visser en de fureur van
Lucia Meeuwsen bij de Haagse uitvoering enig besmuikt gegrinnik teweegbrachten laat Ligeti's
avonturen-tweeluik nauwelijks een gedateerde indruk na juist omdat alle zotheid zinvol is.
Ook in Mauricio Kagels Fürst Igor is het theatrale element volop aanwezig. Het stuk is
geschreven in 1982, naar aanleiding van Stravinsky's honderdste geboortedag, maar biedt, aan de hand
van een tekst uit Borodins Prins Igor, veeleer een gesublimeerd en geniaal gedoseerd commentaar
op de Russische zwartgalligheid en zelfbeklag. Onzichtbaar slagwerk beukt en brult. Visser, hoorn en
tuba hikken en wenen als een soort van Russische Pierrot lunaire.
De zuiver instrumentale component van het programma is nauwelijks minder fascinerend. Phlegra
van Iannis Xenakis is een felle, wervelende strijd tussen muzikale equivalenten van enkel- en meervoud,
terwijl Harrison Birtwistle in zijn Silbury Air een vreemd spel speelt met gedempte en door
elkaar kruipende ritmes.
Zo houden abstractie en surrealisme elkaar in evenwicht in dit voortreffelijk bijeengezocht kwartet
van muzikale dwarshoofden.
© Frits van der Waa 2006