Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 24 maart 1989, Kunst, interview

Ik schijn curieus te dirigeren


Ton Koopman (44), clavecinist, organist en dirigent, pendelde met zijn musici en de beide Passionen van Bach twee weken lang tussen Nederland, Frankrijk, Duitsland en Spanje. De tournee wordt besloten met de traditionele Mattheus-uitvoeringen in de Grote Kerk van Naarden. Tevens op Nederland 3, vanavond.

Het is wel een soort Passie-marathon. Vijf keer de Johannes, en zeven keer de Mattheus, en dat in twee weken.

"Ik denk dat een orkest dat op tournee gaat, of het nu de Wiener Philharmoniker zijn of het Concertgebouworkest, vaak wel twintig concerten achter elkaar speelt, met eens een enkel dagje er tussen. Toevallig doen we nu twee verschillende Passionen na elkaar, en dan valt het op. Maar het valt me eigenlijk nog wel mee, twaalf uitvoeringen. Ik denk dat Brüggen ook zoiets aan Hohe Messes zal doen in een vergelijkbare periode."

Maar waarom de koppeling van Mattheus en Johannes?

"Als we de Mattheus Passion met de Bachvereniging deden, rekenden we normaal gesproken op een periode van ongeveer anderhalve week, voor voorbereiding en dan een stuk of wat concerten. Langzaam maar zeker kwam er, door allerlei contacten, meer bij. Op een bepaald moment leek het erop dat we twaalf keer de Mattheus zouden kunnen doen. En dat vonden we allemaal gewoon te veel van het goede. Toen kwam het idee om het op te delen.
"Het was eigenlijk een oude vraag, zowel van mij als vanuit het orkest (het Amsterdam Baroque Orchestra, FvdW) en het koor. De Johannes had ik nooit gedirigeerd, al kende ik hem goed, en ik vond het heel zinvol om die twee werken, die nagenoeg in dezelfde jaren geschreven zijn, zo dlcht bij elkaar te zien. Voor iedereen, het koor, het orkest, was het ook: Hè lekker, nu eens Johannes.
"In mijn herinnering was de Johannes veel feller. Maar doe je daarna de Mattheus, dan is die eigenlijk veel opgewondener. Maar tegelijk is alles groter van vorm, langer, tot en met de recitatieven. De Johannes duurt misschien een uur en vijftig minuten, de Mattheus Passion bijna drie uur. De Johannes heeft wel een groot begin- en slotkoor, maar veel van de schreeuwkoortjes, de turbae-koortjes, zijn kort en toch heel to the point."

En welke van de twee doet u nu het liefst?

"Toch de Mattheus, moet ik eerlijk zeggen. Ik houd weliswaar van een klein orkest: als weinig mensen het achterste van hun tong laten zien geeft dat iets anders dan wanneer veel mensen het ongeveer doen. Maar het effect van zo'n dubbel orkest en zo'n dubbel koor is wel zeer bijzonder. Vooral als het dubbel koor hetzelfde zingt, zoals in het slotkoor van het eerste deel. Dat is aangrijpend. Maar het recitatieven spelen is in de Johannes veel leuker. Het is geestiger. Bij de Mattheus heb je meer het gevoel van plok plok. Ik heb hem inmiddels een keer of twintig gedirigeerd. Het wordt de derde keer dat ik het in Naarden doe.
"Na de vijf Johannes-uitvoeringen hebben we een repetitieperiode gehad, die voor een deel al voorbereid was, met name voor het koor, en daarna kwam dus het concert van afgelopen zaterdag in Aardenburg."

Het zat bij dat concert nog niet helemaal lekker, las ik.

"Bij iedere eerste voorstelling zal er wel eens iemand nerveus zijn. In Aardenburg gebeurt het in een eigen sfeer – de Bachvereniging komt daar al zeker een jaar of vijftien, en ze zijn, samen met Naarden, omgegaan naar de authentiekere Mattheus Passion –, het is een matineeconcert, waarbij je in een minimum van tijd een opbouw van koor en orkest moet maken. Dat was daar bijvoorbeeld zeer moeilijk; er is geen plaats aan de zijkant, dus bepaalde mensen staan zo dat ze soms het orkest moeilijk kunnen horen."

Vanwaar de buitenlandse vraag naar Bach-passies?

"Barokorkesten van niveau heb je in feite alleen in Engeland en Nederland, en een klein beetje in Duitsland, dan heb je het gehad. De Nederlandse markt heeft met de oude muziek een exportmogelijkheid gekregen. Beide orkesten, zowel het Orkest van de Achttiende Eeuw als wij, spelen vaker in het buitenland dan in Nederland, al is dat overigens nog behoorlijk wat.
"Natuurlijk is de religieuze gebondenheid van de Mattheus Passion aan Pasen in andere landen minder sterk dan bij ons. In Duitsland is de passie-uitvoering zeer sterk een activiteit van de kerken, waar de cantorij er voor zorgt. En dan heb je een paar grote zalen, zoals in München of Frankfurt, waar dan andere ensembles uitgenodigd worden. In Frankfurt, hoorde ik, waren er in totaal drie Passionen, dat is nog wel iets anders dan in Nederland.
"In Duitsland kunnen de Mattheus en de Johannes in een festival in augustus klinken. Het is dan gewoon een Bach-happening. Bij ons zouden veel mensen dat toch wel gek vinden. Maar de traditie met de Messiah hebben wij bijvoorbeeld weer niet.
"In zuidelijke landen is veel belangstelling. Het is gek dat daar de interpretatie met oude instrumenten direct geaccepteerd is."

De sfeer en kleur van "authentieke" uitvoeringen hangen ook sterk af van degene die ervoor staat. Hoe kijkt u daar zelf tegen aan?

"Authenticiteit betekent naar mijn gevoel dat je probeert als een tijdgenoot de muziek uit een andere tijd te interpreteren. Ik vind het onzin om te zeggen: ik speel zoals Bach. je kunt hopen dat je als leerling niet tot de slechtsten behoort. Als je bedenkt dat Bach leerlingen had als Müthel, die hartstikke idioot, en Kirnberger, die hartstikke droog was, en zijn zonen, ook nogal verschillend van karakter, dan denk ik dat je je daar ergens tussen moet plaatsen – en dan hoop ik persoonlijk dat ik niet te dicht bij Kirnberger zit.
"Ik geloof dat dat in feite authenticiteit is. Je kunt een heleboel informatie terughalen, maar er zijn missing links die je nooit zult kunnen oplossen, alleen door eerlijk naar de muziek te kijken en dat te combineren met wat je weet."

Een concreet voorbeeld: de nogal karakteristieke vlotte tempi van uw uitvoeringen. Kiest u die op basis van die-en-die bron, of uit puur muzikanteske overwegingen?

"Het is een combinatie. Ik denk trouwens dat ook iemand als Brüggen die snelle tempi neemt. Het wordt me vaak in de schoenen geschoven. Er zijn momenten die ik stellig sneller neem dan anderen, maar ook dingen die ik stellig langzamer doe. En het is opmerkelijk dat het mensen altijd opvalt dat je iets snel doet, maar het tegenovergestelde niet, terwijl ik vind dat de combinatie van de twee eigenlijk essentieel is.
"Kijk je naar de tempi die je bij Quantz vindt, dan zie je heel langzaam en heel snel tegen over elkaar staan. Ik vind dat typisch barok, die grote verschillen. Ze hielden ook minder van mezzopiano dan van pianissimo of fortissimo. Verder is het denk ik psychologisch: als het volk zich in die Passionen begint te weren en om bloed te vragen denk ik dat het zich niet gedraagt volgens alle brave retorische regels die meneer Quintilianus bedacht heeft, maar gewoon als mensen die langzaam maar zeker al hun remmen verliezen.
"Wat het muzikanteske betreft: er is zoiets als inspiratie op het moment. In de barok is improvisatie, vrijheid, altijd een heilig goed is geweest. Ik train een koor en een orkest erop om me te volgen op het moment dat ik alles omgooi. Ik vind dat heel belangrijk. Het ergste dat er bestaat is een fossiele interpretatie, die zo is als hij is en daarna tien avonden op dezelfde: manier doorgaat. Ik heb daarvoor allerlei gebaren ... dat noemt iedereen altijd een soort curieuze dirigeertrant van mij, wat ik best snap, want het ziet er anders uit dan veel mensen doen. Maar het is wel effectief."

Bent u ook opgeleid als dirigent?

"Nee, ik heb nooit één les gehad. Het is iets dat vanzelf ontstaan is, en op zeker ogenblik gaat dat verder. Je experimenteert, je legt uit, of doet suggestieve dingen, maar dat neemt niet weg dat je natuurlijk wel een duidelijke opmaat moet geven, anders is het niet gelijk. In dat opzicht wil ik geen amateur zijn. Als je muzikaal een heleboel dingen wilt, moet je het ook kunnen realiseren. je moet bij Bach essentiële beslissingen nemen over articulatie, over de kleur van vocalen, die dezelfde moet blijven als je trillers toevoegt – want barokmuziek zonder trillers is als engeltjes zonder bladgoud.
"Het is dus iedere avond anders. Ik zit de hele tijd bij te regelen. De akoestiek van de zaal kan alleen al een factor zijn, maar ook zoiets als: ja, ik ervaar dat vandaag anders. En als de verhalen over Bach kloppen, waarin hij wordt beschreven als een zeer beminnelijk, maar soms zeer impulsief, bijna ontoerekeningsvatbaar mens, iemand die een jongetje dat had zitten klieren met een stuk hout onder aan de trap opwachtte, dan denk ik: Och, een heel normaal mens van vlees en bloed, en laten we hem niet het kroontje geven van de vijfde evangelist, maar hem gewoon zien als een geniaal componist die fantastische dingen heeft gedaan."


© Frits van der Waa 2006