de Volkskrant van 1 mei 1989, Kunst, recensie
Vonk in vorm met ongrijpbaar torso van Schönberg-oratorium
Brahms en Schönberg door het Radio Filharmonisch Orkest, Groot Omroepkoor en solisten o.l.v.
Hans Vonk. Concertgebouw, Amsterdam.
Hans Vonk heeft het Nederlandse concert- en radiopubliek laten horen dat hij weer helemaal boven Jan
is. En dat niet aan de hand van Vivaldi of Schubert, maar met een glansrijke interpretatie van
Schönbergs onvoltooide theosofie-oratorium Die Jakobsleiter, voorafgegaan door diens Kol
Nidrei, en de Altrapsodie van Brahms.
Vonk werd na een verwaarloosde griep letterlijk lam gelegd door het syndroom van
Guillain-Barré en was maandenlang uit de roulatie. Hij maakte zaterdag in het Concertgebouw zijn
rentree bij het slotconcert van de Schönberg-Brahms-cyclus, een subserie van de reeks VARA-Matinees.
Het concert werd gisteravond herhaald in Utrecht, en rechtstreeks uitgezonden door de NOS. Het is dus
allemaal al weer voorbij; zo gaat dat nu eenmaal met muziek.
Het is merkwaardig dat juist muziek, de meest vluchtige discipline onder de kunsten, zo geschikt is
om vorm te geven aan ideeën over eeuwigheid en universele waarden. Schönbergs Jakobsleiter,
in zijn huidige onvoltooide vorm een enkeltje naar het Hemelrijk, had in de volledige versie een
retour-reis moeten worden, en in gedachten zelfs een eeuwigdurend abonnement op het Grote
Zielsverhuisbedrijf van de reïncarnatie.
In het eerste deel maken zich uit een menigte (zeg maar de mensheid), gegidsd en gegispt door de
aartsengel Gabriël, verschillende individuen (zeg maar levensbeschouwingen) los, en tenslotte
vlindert uit het relaas van een stervende de onstoffélijke ziel als een tekstloze vocalise
omhoog. In het tweede deel, waarvan Schönberg alleen de tekst heeft afgekregen, had de terugtocht
langs de Jakobsladder verzinnebeeld moeten worden, in een beschrijving van wat een ziel doormaakt
wanneer hij moet terugkeren naar de aarde.
Schönberg componeerde het eerste deel van zijn Jakobsleiter tussen juni en september
1917. Toen werd hij (het was immers oorlog) opgeroepen voor militaire dienst. Binnen twee maanden mocht
hij "om gezondheidsredenen" het leger weer verlaten, maar met het vervolg van het stuk wilde het toen
niet meer vlotten. Het bleef liggen en hoewel Schönberg er in 1944 nog opnieuw aan gesleuteld
heeft is het nooit afgekomen.
Het eerste deel, een torso met een lengte van een klein uur, vormt toch een afgerond, zij het
duizelingwekkend en ongrijpbaar geheel. Het werk, de laatste compositie waarin Schönberg een
vrij-atonale stijl hanteerde, is na zijn dood georkestreerd door zijn leerling Winfried Zillig.
Die Zillig heeft uitstekend werk geleverd, en Vonk droeg daar het zijne aan bij, door het Radio
Filharmonisch Orkest een verglijdende en versmolten maar nooit floersige klank te ontlokken, waarin de
soms zeer weerbarstige thematische kronkels perfect op hun plaats vielen, en die bovendien de zangers
nergens omverblies. Hoewel de solo-partijen zonder uitzondering voortreffelijk bezet waren, vielen
vooral de Amerikaanse bariton Tom Fox (Gabriël) en de Nederlander John Bröcheler
(de "uitverkorene") op door hun welsprekende voordracht.
Ook de twee overige onderdelen in het inventief samengestelde programma ademden een sfeer van
wijding en mystiek. Kol Nidrei, gebaseerd op het traditionele gebed uit de joodse liturgie stamt
uit 1938 en is een van de composities waarin Schönberg zinspeelt op het klassiek-tonale idioom.
Toch verraden allerlei subtiele wendingen in het weefwerk dat Schönberg, toen 62 jaar oud, niet
zonder meer teruggreep op de harmonische principes uit zijn jeugdjaren. En het gesproken aandeel van de
rabbijn (een rol die Lieuwe Visser met inzet voor zijn rekening nam) geeft de luisterervaring een heel
wonderlijke draai.
Brahms' Altrapsodie, waarmee het programma opende, is bepaald geen oppervlakkig stuk, zeker
met Jard van Nes in de hoofdrol. Maar toen ik, twee Schönberg-composities later, het gebouw
verliet, en terugdacht aan het gehoorde, ging er van Brahms ineens een behaaglijke, ongecompliceerde
nestwarmte uit.
© Frits van der Waa 2006