de Volkskrant van 12 juni 1989, Kunst, recensie
Drie operasterren omgeven door
een zee bloemen
Italiaanse opera-fragmenten door het Concertgebouworkest, het Koor van de Nederlandse Opera en solisten
o.l.v. Ricardo Chailly. RAI-gebouw, Amsterdam.
Een maal per jaar verlaat het Concertgebouworkest zijn rood pluchen behuizing aan de Van Baerlestraat
en verhuist naar het gebouw van de Nederlandse Vereniging "de Rijwiel- en Automobiel-Industrie", ofwel
de RAI.
Het operaconcert in het kader van het Holland Festival is een jaarlijkse traditie en het is steevast
een succes tegen elk muzikaal verstand in. Want voor de musici en vooral voor de zangers kan het
niet werkelijk een lolletje zijn, de opgave om Donizetti en Bellini overeind te houden in een
gigantische expositiehal, die niet gebouwd is voor muziekuitvoeringen. Onder de gemengde gevoelens die
zo'n concert kan oproepen mag een diep respect dan ook zeker niet ontbreken.
En in één opzicht zijn de akoestische omstandigheden gunstiger dan bij menig optreden
in het Concertgebouw: aan de ruim vierduizend toehoorderskelen ontsnapt wel veel bravo-geroep, maar
nauwelijks een hoestje.
De drie Italiaanse operasterren zijn omgeven door een zee van bloemen, zwenkende televisiecamera's,
hebben de stormwind van het Nederlands Operakoor in de rug en de vaste hand van kapitein Riccardo
Chailly ter linkerzijde. Het Concertgebouworkest bespeelt de RAl alsof het er dagelijks aan huis is.
Sopraan Lucia Aliberti en tenor Giuseppe Sabbatini doen hun uiterste best om de achterzijde van de
hal te halen. Sabbatini, een jonge tenor met een grimmig gesneden Borgia-baard, weet warempel een zweem
van galm uit de ruimte te voorschijn te roepen. Bariton Paolo Coni spaart zijn strot, zingt warm en
waardig, en komt dientengevolge niet erg over. Aliberti opent sterk met Regnava nel silenzio uit
Donizetti's Lucia di Lammermoor. Haar stemgeluid is niet werkelijk fraai, maar daar stelt ze een
indrukwekkende resonantie-techniek en inlevingsvermogen tegenover. Hoewel ze onder gewone omstandigheden
vermoedelijk een gepassioneerde Norma kan neerzetten blijkt de combinatie van RAI en Bellini op den
duur een te zware belasting. De vele coloratuurbochten van Norma's aria Casta diva komt ze nog
net heelhuids door, maar het is wel op twee wielen en door de berm.
Het doet niets af aan de allure van het evenement. Men klapt zich zere handen. Terwijl de genodigden,
temidden van met decoratieve violenlijkjes opgesierde bloemstukken, aan hun Côtes du Rhône
nippen, happen de andere bezoekers op het kale beton met evenveel smaak in bierschuim en
hazelnoot-ijsjes. En als terug in de zaal, op een monitor het lipsynchroon playbackende hoofd van de
dirigent verschijnt, gevignetteerd in een met soft focus omzoomde cirkel, wordt het duidelijk.
Dit is meer dan zomaar een Amsterdams avondje uit. Het is werkelijk een staaltje vaderlandse cultuur.
© Frits van der Waa 2006