de Volkskrant van 10 juli 1989, Kunst, recensie
Uitgebalanceerde Mozart van Vonk
Werken van Mozart door het Radio Kamer Orkest en Olaf Bär o.l.v. Hans Vonk. Concertgebouw, Amsterdam.
Er was kennelijk op gerekend dat Olaf Bär een toegift zou geven, want terwijl de Oostduitse
bariton minzaam buigend het applaus in ontvangst nam sloop er een man het podium op, een peervormig
tokkelinstrumentje in de hand. Een mandoline in een Mozart-programma: dat kon niets anders worden dan
Don Giovanni's serenade Deh, vieni alla finestra, o mio tesoro. Gelegenheid voor Bär, een
zanger met een aangenaam doch ietwat geaffecteerd stemgeluid, om zich ook nog even van de gevoelvolle
en weke kant te laten horen.
Tevoren had Bär, met aria's uit La finta giardiniera, Die Zauberflöte en
Figaro al getoond pijlsnel over te kunnen schakelen van graaf Almaviva's edele verontwaardiging
naar de humoristische minnezang van Papageno.
Bärs optreden was onderdeel van een driedaags Mozart Festival in het Concertgebouw, dat op zijn
beurt weer deel uitmaakt van een reeks Sponsor Zomerconcerten. Met optredens van diverse jeugdorkesten,
bekende solisten en muziekgezelschappen uit den vreemde belooft het een aantrekkelijke serie te worden.
De heel wat minder aantrekkelijke naamgeving is vermoedelijk het resultaat van enig loven en bieden
tussen het Concertgebouwen de Sponsor, wiens werkelijke identiteit ik niet onthul &$#150; ze zouden wel
willen.
Als leidraad bij de programma's van het Mozart Festival fungeren de drie grote symfonieën uit
1788, de laatste die Mozart componeerde. Zo staat in het slotconcert, vanavond, het concert voor fluit
en harp naast de "Jupiter"-symfonie.
Slordig
Al met al een stevige klus voor het Radio Kamer Orkest, dat alle uitvoeringen voor zijn rekening
neemt. Dat de violen in het Divertimento in D, KV 136 een beetje slordig voor de dag kwamen, en
dat dirigent Hans Vonk niet geheel voorbereid leek op Bärs haastneigingen in Almaviva's aria
Vedro, mentr'io sospiro is dan ook vergeeflijk.
Bovendien deden dergelijke kleine bezwaren niets af aan het welbehagen dat de uitgebalanceerde
orkestklank en de lichte toets, als altijd kenmerkend voor Vonks Mozart-interpretaties, teweegbrachten.
Ook in de Symfonie nr. 39 in Es, KV 543 traden die kwaliteiten op de voorgrond, maar
tegelijkertijd wist Vonk daar een ondertoon van onrust en opwinding aan toe te voegen, die overigens
meer stoelde op suggestie dan op werkelijk vertoon van kracht. In het openingsdeel was de tegenstelling
tussen vloeiende en vinnige strijkersklanken nog wat scherp, maar in de drie volgende delen kwamen
melodie en motoriek tot een subtiele vermenging.
Aan de indringende werking van de Finale, met zijn hardnekkige verwerking van een klein
zeventonig motief, deed dat niets af. Jammer alleen dat datzelfde motief in de slotmaat, waar het
waarschijnlijk de meest abrupte en radicale afsluiting uit de muziekhistorie van voor 1900
bewerkstelligt, zo tumultueus gestalte kreeg. Maar misschien heb ik het verkeerd getaxeerd, afgeleid
als ik was door een soort van gesmoorde oerkreet die ergens in de zaal geslaakt werd. Het was niet de
eerste over-enthousiaste reactie bij dit concert. Het is niet te hopen dat het een nieuwe trend wordt
om door de slotnoot heen te roepen.
© Frits van der Waa 2006